Aah, daar is ie weer,
de zomer. Niet zomaar een zomer, maar zo’n zoetgeurend prachtexemplaar dat
slechts om de vier jaar langskomt, namelijk een WK-zomer. Terwijl iedereen zich
thuis richting tv’s en grote schermen begeeft, schuifelen wij echter onder
meewarige blikken – “Gewoon even bier halen, hoor!” - stil de andere kant op.
Jazeker, zelfs de hoogmis van het voetbal houdt ons, i.e. Pieter, Sam en Stan,
niet tegen om opnieuw voor twee weken het ruime asfaltsop te kiezen.
Weer een tikkeltje
beter uitgerust dan vorig jaar: dit keer zijn onze fietsen voorzien van een
heus triatlonstuur, gemonteerd bovenop onze race- en vlindersturen. Het geheel gaat
zo een beetje op het smeedijzeren gewei van een post-singulariteit-cyberhert
lijken, klaar om ongehoorzame mensen terug over de omheining van hun reservaat
te kieperen. Ons hert staat gelukkig vooralsnog het grootste deel van de tijd
onder onze controle. We trekken ermee zuidwaarts om het te laten grazen. Geen
gras, maar kilometers blinkend en zweterig asfalt, het soort asfalt dat de horizon
vertroebelt en wanhopig als vloeistof een plekje in de schaduw tracht te
bereiken. Onze bestemming, immers: het zonovergoten zuiden van Frankrijk.
Net als in Denemarken
en de Dordogne zouden we opnieuw een route van de Europafietsers volgen. Langs groene wegen naar de Middellandse Zee heet
de meer dan duizend kilometer lange tocht naar beneden, omstreeks het Franse
dorpje Marnay netjes in twee geknipt. Die weg zouden we getrouw volgen, met
uitzondering van een korte expeditie naar de top van de Mont Ventoux. Voor de
meeste lezers zal deze info ruimschoots volstaan en mogelijk zelfs vervelen,
maar de geoefende wielertoerist placht bij het aanhoren van zulk een mededeling
licht achterover te leunen, de wenkbrauwen te fronsen en te vragen: “Ja maar,
langs welke kant?”. Welnu, langs die van Bédoin, door lui met een uitgesproken
mening over berghellingen ook wel de ‘echte’ kant genoemd.
Na het voorspel op de
Alpen zouden we terug meer bedaarde wegen opzoeken, met enkele Provenceparels
als rustpunten. Avignon, waar tijdens de zomer een theaterfestival plaatsvindt
en een ware affiche-anarchie heerst. Arles, waar de schildersmuze Vincent Van
Gogh in een ippongreep hield en hem verwoed het Zuid-Franse landschap te doek liet
stellen. Saintes-Maries-de-la-Mer, hoofdstad van de Camargue, waarvan de drie
invalswegen ’s zomers bewaakt worden door hordes zalmroze flamingo’s en
hagelwitte wilde paarden. En ten slotte Nîmes, waar de Romeinen tijdens hun
verblijf achteloos een arena en enkele tempels lieten rondslingeren.
Dat alles is voor
later. Beginnen doen we gewoon in België, meer bepaald in het Ardense Gouvy. Fietsreis
2018, Zuid-Frankrijk: c’est parti.
(Stan)
(Stan)