Pagina's

maandag 4 september 2023

19 juli: Vrsic veroveren

Bled - Trenta ● 65,01 km  1529 m

Eindelijk leek Bled op het echte Bled van Google Afbeeldingen. We bewonderden het water waar Jan die ochtend een frisse duik in had genomen, en we beklaagden ons dat we niet over dezelfde dapperheid hadden beschikt. Het ging immers weer omhoog, altijd maar weer omhoog, onder een lome ochtendzon.


Na een tiental kilometers reden we het Triglav Nationaal Park binnen. Gigantische bergen kwamen in een enthousiaste omhelzing op ons af. Het echte klimgeweld bleef voorlopig uit, en we schreden voort aan een stijgingspercentage dat te laag was om enige verticale vooruitgang te zien in het landschap, maar hoog genoeg om onze trainingsarbeid, voedselinname, bandendruk en algemene plaats in deze wereld in vraag te stellen. 


Het vals plat kwam ten einde op een kruispunt waar een nieuwe weg werd aangelegd. Op een rolwagen nam de chef pauze. Ongerust volgde hij ons gesprek en vooral de bijhorende handgebaren. Elke keer we in de richting van zijn nog nastomende werk wezen leek de man zich te verslikken in zijn thermoskoffie. En verschoning, beste lezer, toen we dat door hadden staken we nog een paar extra wijsvingers in ons gesprek. We herstelden ons karma enigszins door de man te feliciteren met zijn vakwerk en sloegen onze eigen, asfaltloze weg in.

Het supermarktteam wist in Mojstrana burek te veroveren, een Sloveense lekkernij op basis van deeg, kaas en spinazie. We luisterden de maaltijd op met bosbessen en reden verder naar het westen. Een tot fietspad herbestemde spoorweg bracht ons vlot tot in Kransjka Gora. Boven de stad torende het Triglav-gebergte uit, en, al even verontrustend, een asgrauwe hemel.


Bij een espresso overlegden we wanneer we de Vrsic best zouden aanvangen. Een oude man luistervinkte ons gesprek en raadde ons de beklimming af. Er kwam een storm aan, zei hij, en haalde een arsenaal weer-apps boven om zijn punt te bewijzen. We zagen alle kleuren van de hel, maar konden er ons weinig bij voorstellen. Ach, dachten we, het was wellicht overdreven boomer-ongerustheid.


Vijf minuten later bestond het terras niet meer. Onze koffietassen waren versplinterd, de tafels vlogen rond als ufo's en de vuistdikke parasolmasten braken als rietstengels. De bergen verdwenen achter een agressieve waterval. Sam had het hele gebeuren gemist op de wc en sprintte ongelovig door de apocalyps naar het afdak van de supermarkt, waar we naartoe gevlucht waren. Gisteren had ons nederigheid geleerd tegenover het Sloveense landschap, vandaag leerde ons nederigheid tegenover het Sloveense weer.

Terwijl het onweer Kransjka Gora te lijf ging lunchten we op een bank. Jan en Sam kochten een koebel die Frederik aan zijn sleutel kon hangen, opdat elke Sloveen zou weten wie in de groep zijn sleutel was kwijtgeraakt - en ook wel een beetje zodat dat niet opnieuw zou gebeuren. Tim en Jan zetten hun beste ik-hoor-hier-thuis-blik op en bezochten de wc's van het plaatselijke hotel. Een chauffeur kwam tot vlak voor de supermarkt gereden om zijn vrouw droog af te zetten, alleen maar zodat die laatste kon uitstappen in een diepe plas. Hilariteit bij alle schuilers.


Langzaam rolde het onweer Kranska Gora uit en werd de hemel weer blauw. De kust leek veilig voor de beklimming. We keken in elkaars ogen en zagen het. Het was angs...ik bedoel, het was grinta. Vastberadenheid. The eye of the tiger. Dit was ons moment. Hiervoor hadden we getraind, hiervoor hadden we afgezien, hiervoor hadden we offers gebracht. Twee volle dagen lang.

Het smalle gravelpad uit de stad eindigde in een ontwortelde boom. We scheurden spieren en shirts en baanden ons een weg door de takken. Op het eind van het pad stond een bordje. Weg onbegaanbaar. Dat verklaarde een en ander. Maar nu hadden we zicht op asfalt, kronkelend voor ons uit, en in de verte, verheven boven de stervelingen van de vallei: de Vrsic.

Mijn gemsen van vrienden stoven de berg op terwijl mijn tempo het toeliet rustig de omgeving te schouwen. Er was een monument voor 400 Russische krijgsgevangenen die omgekomen waren bij de aanleg van de bergpas. Dat beloofde weinig goeds. Er waren wandelaars die voor mij klapten. Awkward. En er waren bochten, veel bochten, waarin ik aan 6 per uur naar boven draaide. De haarspelden zelf waren aangelegd met kasseien, wellicht voor het remmende effect. Nu vormde uit de bocht vliegen geen onmiddellijk gevaar voor mij, maar ik apprecieerde de bekommernis van de bouwers.

Op zo'n 200 meter voor de top liet de weg de keuze om verder te gaan op asfalt, of een kleiner gravelpaadje naar de top te nemen. Ik koos voor de tweede weg. Onderweg bereikten mij motiverende foto’s van het lekkers dat mijn vrienden op de top hadden aangetroffen - frisse halve liters (Sam en Jan), mierzoete Fanta (Tim) en, schaamteloos, calippo's (Frederik).


Het gravelpad stopte eindelijk met klimmen op 1688 meter en een fameus uitzichtpunt. De asfaltweg daarentegen had gepiekt op 1611 meter. En nu wil ik niet per se benadrukken dat ik zo 77 meter hoger ben geklommen dan mijn kameraden, maar omdat u hier enkel de waarheid, de volledige waarheid en niets dan de waarheid terugvindt lijkt het me toch belangrijk dat te vermelden.

Ik daalde 77 meter af en trof mijn vrienden op het terras. Het was hoog tijd om de berg te verlaten, want de lucht kreeg stilaan opnieuw de kleur van inkt. "Vrsichtig in de afdaling, he", zei Frederik, en toen lachten we en lachten we. Dat is bijna te gevat om echt waar te zijn, hoor ik u denken, en dat was het ook: Frederik kwam pas 24 uur later met die woordspeling op de proppen. Maar ik zet hem hier, zodat hij niet verloren valt zoals in het echt het geval was.

Afdalen. Het waren 25 haarspeldbochten omhoog geweest, en dus waren het er nu 25 naar beneden. Bocht 26, 27, 28. Dat wegdek was lang niet zo slecht als ons door wielertoeristen was verteld. 34, 35. Vast achter een blauwe Tesla Model 3. Werkelijk alles moet die Musk verpesten tegenwoordig. 42, 43. Onze handspieren twijfelden tussen veel te veel voelen en niets meer voelen. 48, 49, 50. De eerste druppels sisten op onze schijfremmen. 50. Was dat nu een tweede keer 50? Vrij zeker van wel.  


Beneden remden we voluit en vluchtten een kapel binnen terwijl het buiten begon te hozen. Jan bracht een offer aan de fietsgoden door zijn fietspetje te vergeten op een kerkbank. In Trenta verlekkerden we ons op een Italiaans restaurant. Helaas: de zaak zat vol, was voorzien van een lange wachtrij en bovendien ook van een onvriendelijke uitbater. Iets verder in de vallei was gelukkig nog een eetgelegenheid. Ook vol. Maar hier deed de uitbater er alles aan om ons ter plekke te houden. Het is te zeggen, terwijl we wachtten op een bank duwde hij ons een groot glas bier in de handen. Maar dat was meer dan voldoende.

Even later konden we onze vrsuurde benen (hij was werkelijk niet te stoppen, die Frederik) onder tafel schuiven. Blijkens de kaart was het restaurant in alle keukens thuis, en u weet net zo goed als ons, beste lezer, dat een restaurant dan doorgaans in geen enkele keuken thuis is. Niettemin verstouwden we de bonte verzamelbordjes cannelloni, haloumi, maïs, calamares, sla en polenta met het genot van een sterrenmaaltijd. De extreem gastvrije eigenaar dwong ons bijna om ondertussen onze apparaten op te laden. Dankbaar versierden we het restaurant met bengelende batterypacks. Elektronisch betalen ging dan weer niet, een boodschap die de man telkens met dezelfde grap mededeelde aan zijn klanten: "Cash or work".

De vierde keer was voor ons. We kozen cash en zochten een camping.

(Stan)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten