Pagina's

maandag 4 september 2023

18 juli: de fiets van Jancellara

Skofja Loka - Bled ● 43,41 km  1296 m

Op een ladder stond een jobstudent de rekken bij te vullen. Zijn bezwete voorhoofd verraadde dat het zijn eerste dag was, en dan moest hij ook nog eens de kassa zien te runnen. Na vijf minuten merkte hij dat daar een klant wachtte met vijf flessen water. Het zou nogal een willekeurige inleiding zijn mocht die klant Andrej uit Skofja Loka blijken, dus voor de dag ermee: het was ik. De ochtend was amper een paar uur oud, maar eiste nu al nieuwe drinkbussen.

Het werd er niet beter op toen we ons maïsveld na één kilometer al moesten inruilen voor een berg. Zwetend hijsten we ons omhoog langs schielige dorpjes en verschroeiend asfalt. Boven op het plateau wachtte gelukkig opnieuw een magistraal uitzicht, dat we bij een mueslireep gretig tot ons namen. Minder fan van de hoogte: onze gps, die ons een bospad instuurde dat al gauw oploste tussen de dennennaalden. We waren verdwaald.

Door de bomen zag Frederik opeens een heel specifiek minibusje met een heel specifieke chauffeur. Voor alle duidelijkheid, beste lezer, wij waren omzeggens letterlijk op zoek naar een weg, laat staan dat er een autoweg was, laat staan een minibusje. Maar Frederik was er zeker van, dus waren we blij dat hij bij de volgende pauze een banaan at. Dat hij de schil vanop twee meter óp in plaats van over een kapel keilde baarde ons dan weer enigszins zorgen.

Ons een weg banend door de takken droegen we onze fietsen de steile heuvelwand af en vonden de weg die de gps bedoeld had. In de verte wachtte al een nieuw klimmetje. Omdat ik veruit de zwakste klimmer ben nam ik al wat voorsprong. Enkele Sloveense wegenwerkers gaven me een koninklijke ontvangst door denappels weg te vegen voor mijn wielen. Een kruispunt had zowel een gladde asfaltafdaling als een steile gravelklim in de aanbieding. Helaas voor ons koos de route dus voor die laatste. Ik sloeg af, en zoals verwacht passeerde spoedig Sam, en daarna Tim, en daarna Frederik, en daarna...niemand. Jan. Waar was Jan?

Het duurde even voor het Sloveense telefoonnetwerk een opsporingsbericht toeliet, maar uiteindelijk konden we contact maken. Jan was met het zicht op de prachtige afdaling zijn gps uit het oog verloren en de vallei ingereden. Het leek ons zinloos dat hij de klim opnieuw zou doen. Vijftien kilometer verderop, in Kamna Gorica, zouden we lunchen, en we spraken af met Jan elkaar daar te treffen. Want hoe lang kon vijftien kilometer tenslotte duren?

Maar ons brein was natuurlijk getraind op Vlaanderen. Wanneer je daar verkeerd rijdt, dan neem je wat verder gewoon een andere afslag. Volstrekt onnodig om terug te keren. En dat leek ons in Slovenië ook het juiste plan. Maar dit was een land van bergen en dalen. Dit was geen landschap dat je een route kon opleggen, hoogstens kon je een route suggereren, en dan nog zou het landschap er eerst wel eens goed over nadenken of je ter bestemming zou geraken.


En dus moest Jan, leerden we later, uiteindelijk toch weer terug. De mooie afdaling op, het gemiste gravelpad in. De vlotte vijftien kilometer verliepen evenmin zoals gepland. Naarmate we op het pad vorderden, haalden boomwortels steeds driester uit naar onze achterwielen. Waar onze gps een tweesprong toonde, toonde het bos - ta da! - drie paden. Steentjes werden rotsen, pointillisme werd kubisme. Trappen werd stappen. Die armzalige vijftien kilometer duurde een uur, en dan twee uur, en toen we de laatste druppels uit onze drinkbussen knepen, besloten we: deze berg zou Jan op zijn eentje niet overleven.

Uitgeput, uitgedroogd en onder de schrammen kwamen we eindelijk tevoorschijn uit het bos. Net toen we hem wilden adviseren om tijdig water in te slaan, sms'te Jan zelf. We maakten ons klaar voor een vers rampscenario, nog donkerder, brutaler en Hollywood-waardiger dan alle vorige die we bedacht hadden, maar Jan vroeg of we toevallig iets nodig hadden uit de supermarkt - die ging immers binnen vijf minuten sluiten.

Was het briljant kaartleeswerk, een verborgen tunnel of een geval van de fiets van Jancellara, het kon ons in de opluchting gestolen worden. De dag klaarde nog meer op toen we in een rotsflank een kraantje aantroffen. Vergeet crack en heroïne, als er één drug is die je geheid naar de hemelste der sferen brengt dan is het wel ijskoud water bij hevige dorst. Na twee drinkbussen ad fundum waren we misselijk, maar dat mocht de pret niet drukken.


We sleepten onze waterbuiken naar Sint-Primoz, een kerkje dat - of course - op het eind stond van een trap, een geitenpad en een heuvelrug. Een bordje leerde ons dit keer waarom: eeuwenlang hadden de Sloveense kerktorens gedubbeld als vuurbakens. Die werden in een ketting ontstoken zodra er een inval plaatsvond uit het Ottomaanse Rijk. "Gondor calls for aid", galmde prompt door ons hoofd, "And Rohan will answer". Kippenvel en prikkende ooghoeken, dat begrijpt u, en even raakten we vervuld met de drang om zelf een signaal de vallei in te sturen. Uiteindelijk gebruikten we gewoon WhatsApp, want het was maar de vraag of Jan "Gewoon wat brood en kaas, en misschien een chocomousseke" uit onze vlammen had kunnen afleiden.

Op een bankje aan de supermarkt wachtte Jan te midden van een overladen lunch. Er waren stokbroden, kaas, druiven, yoghurtjes en een splinternieuw dessert uit de stal van Kinderchocolade. In het midden van het dorp stond een grote linde met een bank rond haar stam, waar de Kamna Goricanen siësta plachten te houden. Maar niet vandaag, vandaag was het onze beurt. We eisten ook de toiletten op in het cultureel centrum, waarvan de deuren opengebleven waren. Even later kwam de conciërge ze op slot doen. Helaas voor dit verslag was ik toen een minuut buiten.


We doneerden waterflessen aan enkele lokale sporters en dompelden onze fietstruitjes onder in de ijskoude rivier. Die volgden we tot een brug ons een mooie oversteek en groepsfotomoment gunde. In een dorp passeerden we twee kinderen die op elkaar aan het inhakken waren met ijzeren zwaarden. Nu weet ik niet hoe u bent opgevoed, beste lezer, maar mocht ik vroeger zijn thuisgekomen met twee laatmiddeleeuwse slagwapens en mijn broer hebben uitgedaagd tot een duel, dan waren die sneller geconfisceerd dan een privéfabriek in de Sovjet-Unie. Niet zo in Slovenië, waar de moeder rond haar vechtende kroost danste en aanmoedigingen schreeuwde als stond de Sloveense troon op het spel. We lieten de deleted scene uit Gladiator achter ons en reden naar Bled.

Bled is het meest postkaart-fähige stadje van Slovenië wegens de aanwezigheid van een meer met in het midden een kerk. Zonder brug, of wat dacht u. Maar je zal het altijd zien, als je zelf die postkaart wil bezoeken, blijkt die verloren in de post. Wij waren niet de enigen die in Bled waren aangekomen: een storm was dat ook.

We haastten ons naar de enige camping van de stad, gooiden de monopolieprijzen op de toonbank en repten ons naar de sanitaire blok. De tent opzetten was voor later: terwijl het onweer de stad geselde legden we beslag op de douches en stopcontacten. Een kleine opening in het wolkendek liet toe de campingbar aan het meer op te zoeken. We spoelden de dag door met burgers en bier.


In het duister zochten we een vrij plekje en rolden ons tentmateriaal uit. Dat Frederik net dát moment uitkoos voor de traditionele ik-ben-mijn-fietssleutel-kwijt-sketch was suboptimaal, maar goed, dan waren we er meteen vanaf voor de reis. Zaklampen aan en zoeken maar. Omdat voorgaande zoektochten steevast eindigden met "Ah wacht, hij zit in mijn broekzak", was het best verfrissend dat Frederiks sleutel effectief kwijt was, en pas moeizaam tevoorschijn kwam uit het gras.

"Dat is toch geen tent meer, joh". Vanuit hun eigen zeildoeken Versailles bescheurden onze onvermijdelijke Nederlandse buren zich over onze eenpersoonstentjes. Maar dat kon ons niet schelen, want wij dachten al aan morgen. Wij dachten aan het plan, het doel, de missie. Wij dachten aan de Vrsic.

(Stan)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten