Pagina's

woensdag 10 juli 2019

De laatste loodjes

Daar waar we tijdens de reis minutieus al onze stopplaatsen bijhielden en leuke anekdotes oplijstten, moeten de lezers het dit laatste verslag doen met wat ik meer dan een maand na datum nog onthouden heb van onze laatste fietsdag.

Ik zou alzheimer kunnen inroepen en hier al eindigen met: Home sweet home, maar dat zou wel extreem beknopt zijn als verslag, dus hier gaan we:
Hoewel Kalmthout in vogelvlucht niet extreem ver verwijderd is van ons beginpunt in Moerbeke/Overslag, zorgde het gebrek aan noordelijke bruggen of tunnels over de Schelde ervoor dat we eerst een stukje inlands moesten richting Antwerpen. Via wat knooppunten en een fietsostrade ging dit voorspoedig en dankzij een vriendelijke dame, slaagden we er ook in "'t Stad" grotendeels te omzeilen via de parkings errond. De Sint-Annatunnel door waren we algauw op Linkeroever.

Ergens was het verleidelijk om hier gewoon de N70 af te rijden tot thuis, maar na meer dan 10 dagen de grens zo goed mogelijk proberen benaderen, zou de kap die we zo in ons landje gaven, net iets te extreem zijn. Na Zwijndrecht dan maar omhoog richting havenzone. In Kallo sloegen we proviand in, in de winkel/ontmoetingsplaats/postkantoor/broodjeszaak die de Carrefour Expres er bleek te zijn. Ofwel had het meisje aan de kassa een oogje op ons, ofwel was ze een jobstudente die nog moest wennen aan het tempo dat men van een kassierster verwacht. Bij gebrek aan verliefde blikken, denk ik het laatste, maar uiteindelijk konden we onze broodjes toch lekker opsmikkelen.

In de haven gingen we voor de sightseeing-tour, want bij het volgen van de fietspijltjes richting Doel passeerden we echt wel elk dok. Hoe vrachtwagens er verlost werden van en beladen werden met containers, was indrukwekkend om zien, maar omdat ons huisje riep, konden we hier niet te lang blijven stilstaan.

We zagen de koeltorens opdoemen aan de horizon en na een blitzbezoekje aan het spookdorp Doel, passeerden we ook de kerncentrale zelf. We barstten meer van het zelfvertrouwen, dan hun muren van het gebrek aan onderhoud, en onvervaard vlogen we door over de polderdijken.

We passeerden nog een paar keer een grenspaal, reden nog een keer of wat verkeerd, maar uiteindelijk kwamen we aan in Overslag. We poseerden er bij de grenspaal waar we vertrokken waren, of toch één die er heel goed op leek om nadien elk onze eigen weg te gaan. Na 11 dagen samen zijn, bijna 1500 km op de fiets, en weer wat onvergetelijke ervaringen rijker, reden we huiswaarts.


En zoals eerder al gezegd: Home sweet home.

dinsdag 9 juli 2019

(niet) te vroeg voor een trappist

Dat we onze tent geposteerd hadden in de buurt van de abdij van Achel, had als voornaamste doel de dag nadien alsnog een trappistje achterover te kunnen slaan. Toen we iets voor 10 het hernieuwde terras van de brasserie opdraaiden, bleken we alvast de eersten om een trappist te bestellen (raar). We maakten er kennis met een zeer vriendelijke medewerker, die zich naarmate ons gesprek vorderde meer en meer ontpopte tot CEO en werelds leider van deze voorts geestelijke omgeving. Sam kocht in het winkeltje nog een typisch Achels souvenir in de vorm van een Engelse en een Oostenrijkse trappist (voor in zijn verzameling).


Met een niet meer zo nuchtere maag, was het niet vanzelfsprekend het beginpunt van de dagetappe te vinden. Gelukkig konden we hiervoor rekenen op twee reisgezellen die in de vorm van de Dodendraadroute ook alvast een deeltje van de grens affietsen. Eens op de juiste weg, reden we van knooppunt naar knooppunt richting de abdij van Postel. Na Chimay, Orval en Achel, werd dit de vierde abdij van onze devote tocht.



In Postel konden we kiezen uit twee winkeltjes. Een echte abdijwinkel en een nog echtere abdijwinkel, of zo maakten ze althans promotie op hun gevel. In de volgens ons echtste abdijwinkel kochten we dit keer geen bier, maar wel vers abdijbrood met bijhorende kaas. In het winkeltje viel er ook doping te kopen in de vorm van allerlei plantenextracten en siroopjes, die zoals we van de verkoopster moesten geloven wonderbaarlijk tegen zowat alles schenen te werken. We waren nu echter al zo ver geraakt, dat we besloten om ook de laatste kilometers clean af te leggen (als we de trappisten even niet meetellen).

In Weelde stopten we voor een oneerlijk geprijsd ijsje (dat 2 aparte magnums duurder waren dan een doos van 6, leerden we pas aan de kassa van deze hebberige Okay), maar we lieten het al bij al maar een beetje aan ons gierige hart komen.

Op naar Baarle-Hertog, of was het Baarle-Nassau, of toch Baarle-Hertog. Feit is dat dit kluwen aan exclaves en enclaves nog een heel aantal grensoversteken op onze teller bijschreef. Terug in België passeerden we de vroegere landloperskolonie van Wortel. Gelukkig was deze niet meer in werking, want ongewassen en na de blijkbaar gouden ijsjes blut als we waren, hadden ze ons anders ongetwijfeld opgesloten.

Na eerder al het meest westelijke, zuidelijke en oostelijke dorp van België te doorkruisen, was het met Meerle nu tijd voor het meest noordelijke stipje. Hierna staken we door naar Zundert - waar heel toevallig een trappistenabdij is -, maar de weg hiernaartoe bleek bezaaid met zandstroken en navigatievergissingen. Tot overmaat van ramp bleek de abdij ook minder aanlokkelijk en vooral minder open dan haar Belgische zusters, dus trappistloos raceten we door naar Essen waar we ons avondeten wilden nuttigen.

Tripadvisor raadde ons net als in Bredene een supergoede pizzeria aan, maar net zoals in Bredene, bleken ze ook in Essen in verlof te zijn. Pittaverne (prachtige naam toch?) dan maar, waar we voor 21 euro elk een pizza en twee drankjes konden binnenspelen. De innerlijke mens gesterkt, gingen we op zoek naar een slaapplaats. We werden aangetrokken door een kampplaats vlakbij het prachtige college van Essen, waar we kennismaakten met Willy, de laatste broeder aldaar. 

De kampplaats bleek toe te behoren aan een zorgboerderij, maar helaas wilde deze geen zorg dragen voor ons. We voelden ons Jozef en Maria en reisden verder op zoek naar een mooie stal of toch tenminste een idyllisch grasveldje. De Kalmthoutse heide zag er uit als Chernobyl, dus ook daar gingen we voorbij. Met ca. 150 km op de dagteller, waren we stilaan aan het einde van ons Latijn tot voor ons op het pad een fietsende engel neerdaalde met de naam Jan.

Hij sprak ons aan en enkele minuten en een telefoontje later, bracht hij ons onder in de tuin van zijn ex-vrouw Lutgart/Lutgard/Lutgarde (sorry, juiste schrijfwijze vergeten). Deze gastvrije dame zorgde ervoor dat we de laatste kampeernacht legaal ingingen en we zonder zorgen konden uitrusten voor de laatste etappe.

maandag 8 juli 2019

Te laat voor een trappist

Bij het openen van de tent 's ochtends keek Sam recht in de ogen van een hond en zijn baasje. Bleek dat we de wekker niet hadden gehoord en ruim een uur langer hadden geslapen dan voorzien. 

Gelukkig was de man geen boswachter. We ruimden snel onze kampeerplaats op om naar centrum Vaals te fietsen. In de Aldi waren geen koffiekoeken te bespeuren, dus kochten we in het warenhuis eronder de laatste 6 croissants. Slecht idee, want ze smaakten alsof ze er al een week lagen. Dan maakte Pieter een serieuze beginnersfout door geld te steken in het automatisch slot van de toiletten van het warenhuis. Sam ontdekte echter bij zijn beurt dat de deur altijd geopend is. Beetje geldverspilling dus.

We kwamen best nog wat klimmetjes tegen tot in Voeren, maar daar aangekomen leek het bijna alsof we konden kijken tot aan de Belgische kustlijn. Pieter stuurde ons bijna de autosnelweg op, maar het was wel degelijk een legitieme route om op het jaagpad langs de Maas te geraken. We reden op de imposante sluis Klein Ternaaien en vervolgden de weg langs het Albertkanaal richting Lanaken. 




Ofwel stonken we ondertussen heel hard, ofwel bevestigden de inwoners van Limburg de vriendelijkste aller Belgen te zijn; we werden meermaals aangesproken aan de Delhaize. Heel getraind zagen we er blijkbaar niet uit, want Pieter werd bijna een fitnessabonnement aangesmeerd. 

In de supermarkt hing een most-wanted poster van een winkeldief. Wat deze echter niet zal gestolen hebben, was de nieuwe Cola Energy, aangezien de smaak daarvan toch echt wel te ver ligt van een 'Cola Classic'. We vervolgden onze tocht langs het water met een degelijk tempo tot in Maaseik, waar we een welverdiend ijs nuttigden en Sam ook de wc 'die is normaal enkel voor personeel' een bezoek bracht. 

Bij het inslaan van proviand stuitten we eindelijk nog eens op 'gratin dauphinois' - een fietsreisklassieker - en veggie nuggets. We besloten op zoek te gaan naar een eet- en slaapplaats in groen gebied en kookten in het Leenderbos. Het plan om de derde authentieke trapoistenbrouwerij aan te doen viel in duigen, want volgens Google Maps sloot de brasserie te Achel om 18u. Kamperen in het natuurdomein bleek moeilijker dan gedacht. De schuilhut die op de kaart aangegeven stond was het minst verscholen gebouw ooit, en wat later kwamen jongelui met hun quads elk levend wezen wegjagen. Uiteindelijk vonden we een verdoken plekje, weliswaar tussen de eikenprocessierupsen. Denkend aan kriebelige insecten en boze boswachters vielen we vermoeid toch snel in slaap.

Sam

zondag 7 juli 2019

Van drielandenpunt tot drielandenpunt

De tijdens onze reis zeldzame regen kwam in Ouren toch eens op bezoek. In onze tent raakte hij niet binnen, maar tijdens de ochtenduren omarmde hij ons lichtjes. Toch werd de spreekwoordelijke zonneschijn gauw letterlijk en voor we het wisten was het weer prachtig fietsen.

We volgden mooie fietsbordjes in het dal van de Our, die helaas niet de route bestreken die we wilden afleggen (aflevering 31 in ons navigatieblundersboek). Toen de nummerplaten en straatnamen er vrij Duits begonnen uit te zien, hadden we door dat we even onaangekondigd bij onze oosterburen waren binnengevallen en om een derde wereldoorlog te vermijden, keerden we gauw geruisloos terug.

Voor we het wisten, kwamen we aan in Manderfeld, het meest westelijke dorpje van België. Tot 1919 behoorde dit plekje toe aan de Duitsers, maar genereus als ze waren, gaven ze het ons toen cadeau in Versailles. Winkels waren er niet te bespeuren en het restaurant dat wel open was, wilde ons vergiftigen met vlees.

Met onze laatste vegetarische krachten gingen we op zoek naar de ons door Google Maps voorgespiegelde Delhaize die ook zondag de hele dag zou open zijn, en hoera, dit bleek te kloppen. De broodjeszaak ernaast bood veel te dure smosjes aan die niet meer waren dan een belegde pistolet, dus besloten we zelf aan het werk te gaan. Een koffie, brood en kaas, wat bananen, een yoghurtje en zowaar ook wat souvenirs later, vertrokken we terug uit deze meer dan welgekomen oase.

De volgende halte was Krinkelt, wat volgens onze reisgids het hoogste dorp van België is. Onze klimangst bleek niet terecht, want ten opzichte van de steile bospaadjes van de voorbije dagen viel deze klim heus wel mee. In Elsenborn leek het erop dat onze para's hun legerkamp omgevormd hadden tot een heus labyrint voor fietstoeristen, al is ook hier een foutje in ons oriëntatiegevoel niet uitgesloten.

Wonder boven wonder, kwamen we alsnog terecht op de Vennbahn, een prachtig aangelegde fietsroute die zich voor een deeltje kronkelt rond de Belgisch-Duitse grens. We maakten heel wat snelheid en maalden kilometers, maar werden toch voorbijgeracet door een elektrische plooifiets. Dit konden we niet zomaar laten gebeuren, dus zetten we de achtervolging in. Aan een volgens ons voor elektrische plooifietsen niet superlegaal tempo van 36 km/u bleven we toch een tiental kilometer in de man zijn wiel hangen. Eens Roetgen bereikt werd hij ons stilaan beu en met wat rare manoeuvres en vooral dankzij een toenemend dorstgevoel bij onszelf, slaagde hij erin ons af te schudden.

Het biertje dat we in Roetgen bestelden, was ongevraagd een halve liter, dus even ongevraagd namen we een half rolletje WC-papier mee voor mocht het onderweg eens nodig zijn. Na nog een stukje Vennbahn, besloot ik in een vlaag van nostalgie af te draaien naar Welckenraedt. Ook onze fietsreizen van 2013, 2014 en 2017 hadden deze oostkantonse metropool immers in het routeplan opgenomen. De frituren bleken even pittoresk gesloten als de vorige keren, maar gelukkig was er toch een fastfoodzaak die ons kon en wilde voeden. De grootste trekpleister was nog steeds het op de meest onmogelijke uren geopende ijssalon, maar wegens te veel andere bezoekers, lieten we dit pareltje dit keer links liggen.



Intussen was het na 8 uur en kregen we het geniale idee om de hoogste berg van Europees Nederland te gaan beklimmen. Voor u denkt dat we helemaal krankzinnig geworden waren, weet dat deze berg een heuvel is van 322,4 meter en dat hij bovendien knal op de grens ligt met België. Na een volgens mezelf stilaan laatste klim van de reis, bereikten we de top. We namen wat typische foto's en na wat rondrijden door de omliggende bossen, vonden we een prachtig plekje. Het feestgedruis in het naburige Vaals stoorde ons niet om bliksemsnel in slaap te vallen. Morgen vroeg opstaan om boswachters en anderen te ontwijken, was het plan...




Pieter

zaterdag 6 juli 2019

Trainen voor de TCR

Bij het ontwaken in het bos was de vermoeidheid van de dag voordien grotendeels verdwenen. Nog geen drie kilometer verder kwamen we echter wel al het eerste obstakel van de dag tegen, want waar een spooroverweg zou moeten zijn was er helemaal niks. Google Maps schoot ons gelukkig te hulp. Dat we niet steeds de meest efficiënte weg kozen werd wat later nog maar eens duidelijk toen we een bende lopers kruisten, maar ze vroeger dan ons op het volgende punt waren. 

Op het moment dat we bijna gelijktijdig tegen elkaar verklaarden dat onze drinkbussen zo goed als op waren stootten we op een volksgebeuren in Oberpallen. Na dichterbij rijden bleek het niet zomaar een volksgebeuren, maar had het meer weg van een apocalyptische stormloop op een warenhuis (Pall Center). Er moest wel een speciaal soort apocalyps hebben plaatsgevonden, want de enige producten die gekocht werden waren alcohol en tabak. We konden onze drinkbussen vullen (met water) en ergens in een hoekje van het warenhuis vond Pieter nog een rol Prince-koeken. Hierna werd er vooral veel geklommen op voorts wel zeer goed onderhouden Luxemburgse wegen. 

We aten een smosje in Bastogne, en na bijna een week rust voelde deze drukke stad allesbehalve als een verademing. Op de hoofdstraat besloot zelfs een mevrouw van uit haar appartement iedereen gade te slaan met een verrekijker. Bastogne - Gouvy, volgens onze reisgids een dagtocht waard, bleek een pak vlotter door het bestaan van de RAVeL tussen beide plaatsen. Amper wind tussen de bomen en een continue daling van 1% zorgde ervoor dat we de 30 kilometer op een uurtje hadden afgelegd. In Gouvy dronken we een Lupulus en milkshake en deden we inkopen voor de volgende dag, maar naar Pieters ongenoegen waren er nergens linzen te bespeuren. 



Richting Ouren reden we vooral verkeerd en begon het landschap terug enorm te golven. Toen we volgens de route langs een motorcrosscircuit moesten rijden, leek het ons door de ondergrond eerder alsof we ons óp dit circuit bevonden - hoe had de schrijver dit gedaan met zijn stadsfiets? In Ouren aangekomen besloten we ons tent op te slaan in de door Nederlanders uitgebaatte Camping International. 

Bij aankomst zagen we een fiets 'full apidura' staan en we wisten meteen dat hier een serieuze bikepacker aanwezig was. Bij het ontmoeten zei het shirt van 'Transatlantic Way' voor ons al genoeg. Jesko von Werthern was naar hier gereden als training voor het summum van het ultrafietsen: 'The Transcontinental Race'. Sam volgt al jaren deze race en op moment van schrijven heeft hij 608 km afgelegd in ongeveer 2.5 dagen, straf! We namen een welverdiende douche en wasten onze koersbroek om nog even naar het drielandenpunt te stappen, dat vooral goed verstopt én in het water lag. We sloten de dag af op het overdekte terras terwijl het regende en dronken nog wat biertjes in de bar.




Sam

vrijdag 5 juli 2019

De oude man en het fruitsap

Ontwaken deden we logischerwijs waar we de avond voordien snel in slaap gesukkeld waren. Het campinggras had ons een goede nachtrust bezorgd en na een snel ontbijt scheidde enkel een sanitaire pitstop ons van alweer een ambitieus fietsdagje. In de toiletten ontdekten we dat het verbod op kinderarbeid nog niet doorgesijpeld is naar het zuidelijke deel van ons landje. Nuja, de jongen die er aan het schoonmaken was, was toch minstens 12, dus zo erg was het nu ook weer niet.

Bouillon verlaten kon enkel via wat klimwerk en omdat we de drukke N83 wilden vermijden, kozen we voor de nog veel steilere Vieille Route de France. Op een bijna nuchtere maag viel deze klim direct zwaar. Onze routegids leerde ons echter dat een beetje verderop minstens tien kilometer bospad wachtte. Het bleek zelfs minder verderop dan gedacht, want voor we het wisten waren we toch een kilometer of twee voorbij dit mooie bospad gereden.

Terugkeren dan maar om via een pas aangelegde verkeerswisselaar uiteindelijk toch de Route Forestière de Mortehan te kunnen betreden. De bomen zorgden voor schaduw en het platte karakter van het bospad was een verademing voor onze benen. Uit het bos gekomen botsten we algauw op een verhuis, maar door onze vertraging bleken we net te laat om te helpen (sorry mensen).

Nabij Florenville kwamen we toch op de N83 terecht, en besloten we bij te tanken in de Aldi. We ontmoetten de eerste gele auto van de reis (er zouden er die dag nog een tiental volgen) en trokken na een lunchpauze verder richting Orval. Misschien was het de drang naar bier of misschien het makkelijker navigeerbare karakter van de weg, maar voor we het wisten zaten we op het terras van L'Ange Gardien. Daar dronken we de speciale Orval Vert van het vat, die net iets lichter was dan the real stuff. Zwalpen deden we immers al genoeg door de vele hellingen.



We reden verder naar Torgny, en kruisten zo het meest zuidelijke dorpje van België van onze reisweg af. De wijnranken verraadden het mooie klimaat dat er heerste en ook de mooie huisjes deden ons wegdromen naar Zuid-Frankrijk. Genoeg romantiek, want voor de avond zou vallen, wilden we nog wat kilometers maken. Omdat dit vlotter gaat op drukke banen, kozen we voor de typische Belgische steenweg. 

De automaat langs deze steenweg bleek geen fata morgana, en op die manier werd onze suikerdip net op tijd gecounterd. Hoewel, de automaat weigerde dienst en even waren we de wanhoop nabij. Gelukkig was de eigenaar van de automaat in de buurt en kregen we onze colablikjes toch in handen. Dat ze per stuk een belachelijke 1,80 euro kostten, kon ons net als onze 1,80 euro gestolen worden.

Nog enkele kilometers verder, verscheen een supermarkt op onze weg en omdat het stilaan avond werd, sloegen we ons avondmaal in. Terwijl ik boodschappen deed, had Sam contact gelegd met een vriendelijk doch lichtjes rare Duitse man. De man herkende in Sam een reïncarnatie van Eddy Merckx (dat die nog leeft weet ik ook wel, maar dat heet literaire vrijheid) en trakteerde hem op een brik fruitsap. Ook ik kreeg een brik in handen gestopt en weigeren was geen optie.

Nadat de man zijn hart had gelucht en wij empathisch geluisterd hadden, gingen we op zoek naar een campingplekje. Ondanks de vermoeidheid, slaagden we er toch in een prachtige locatie te vinden en in het bos nabij Selange sloegen we onze tent op. Het voelde aan als de zwaarste dag van de reis, want onze toestand beschrijven als kapot zou een understatement zijn. 


Toch lukte het om het avondeten te bereiden en terwijl we aan het smikkelen waren, ontwaarden we een vos. We kregen ook nog menselijk gezelschap in de gedaante van een koppel dat hun kindje leerde fietsen op het bospaadje. Ze keerden niet meer terug, wat ofwel een horrorbos, ofwel een doorgang richting andere wegen betekende. Hopend op dat laatste, vielen we als een blok in slaap.

Pieter

donderdag 4 juli 2019

Bijna dood

We vertrokken herboren en staken door naar Couvin. Er volgde een eerste mooi stukje RaVel, maar deze vreugde werd in de kiem gesmoord door wat bergen die weer op onze route verschenen. Net als gisteren dachten we een stukje te kunnen afsnijden, en net als gisteren werden we voor onze leepheid beloond met een monsterklim op rotsblokken, dit keer in de buurt van het kamp van Massembre. We sprongen van steen tot steen en meer kruipend dan fietsend bereikten we de top.

Hierna volgde een mooi stukje fietsen van dorpje tot dorpje langs rustige, maar kwalitatieve wegen. Toch bleef het golvend en in Felenne waren we maar wat blij dat we konden lunchen op een prachtig picknickplekje.

Na een uurtje waren we voldoende hersteld om verder te trekken. Volgende halte: Bohan, langs de Samber. In de lange afdaling kruisten we een groep aan elkaar gebonden krijgsgevangenen. Hoewel, toen we beter keken, bleek het te gaan om kinderen uit de jeugdbeweging die dit touw uit veiligheidsoverwegingen vasthielden. Gelukkig zagen ze er alleszins niet uit.



In het diepste van het dal stelden we de vervolgklim even uit en genoten we van een fruitig biertje. We namen er de landkaart bij en besloten dat Bouillon een mooi eindstation zou zijn van een alweer pittige fietsdag. Hoewel Bouillon ook langs de Semois ligt, moesten we eest het dal uit (veel klimmen) om na een stukje iets drukkere baan te dalen tot Bouillon. Een Nederlandse wegpiraat maakte bijna een vroegtijdig einde aan ons leven en bijgevolg ook onze fietsreis, maar uiteindelijk arriveerden we heelhuids in Bouillon. We gunden er onszelf de luxe van een camping en een heerlijke maaltijd (veggieballetjes met rijst en provençaalse saus).



Om niet volledig te vervallen in decadentie, kochten we geen douchejetons, dus sorry aan de mensen die ons pad kruisten.

Pieter

woensdag 3 juli 2019

De bunker van Hitler

Voor we de lezer weer op fietstocht meenemen, even kort de voorgeschiedenis: tijdens een badmintonwedstrijd ontdekte ik dat één van mijn ploegmaatjes een huisje bezat in Brûly-De-Pesche. De landkaart plaatste dit kleine Ardense stipje dicht genoeg bij onze landsgrens om daar een tussenstop in te lassen. Spontaan nodigde ik onszelf uit (nogmaals sorry, Jonah), zodat we op 3 juli een mooie eindbestemming hadden voor onze etappe.

Als alle berekeningen klopten, zou vandaag met een schamele 95 km een rustdag worden in vergelijking met de vorige dagen. Om deze voorspelling waar te maken, moesten we misrijden meer dan ooit vermijden. Onze vriend Bruno (de auteur van het boekje "Fietsen Langs De Grenzen Van België" dat we voor een groot deel van onze reis volgden), vond minder dan 100 km duidelijk nogal soft. Met een venijnige links/rechts-omwisseling probeerde hij ons dan ook op het verkeerde pad te brengen. Helaas voor hem, want deze gemene truc was zelfs voor ons vrij doorzichtig en we fietsten de juiste richting uit.

Alsof we er een gewoonte wilden van maken, kwamen we ook nu weer net voor de middagsluiting toe in de supermarkt. We vonden er voedsel en drank (wat in een supermarkt wel eens vaker durft te lukken) en maakten er kennis met de zoon van een Belgische Tour de France-deelnemer. De zoon was zelf al een jaar of 70, zodat vader Vandeveldes carrière zich toch ver voor ons bestaan ontrolde. 

Vooraleer we naar Jonahs ardennenhuisje konden afdraaien, moesten we Chimay passeren. We namen de kaarten bij de hand en ontwaarden een weg die nog dichter bij de grens liep dan hetgeen Bruno aanraadde. Dat deze weg bestond uit 4km van iets dat het midden hield tussen gravel en halve kasseien, en dat dit bovendien pittig steil bergop ging, zorgde ervoor dat Bruno ongetwijfeld stiekem in zijn vuistje lacht. Na deze inspanningen verdienden we een lekkere trappist, dus stopten we even bij de Auberge De Poteaupré die ons van een vorige fietsreis niet ongekend was.

We ontmoetten er twee professionals die ook een rondje België deden, maar het landvormpje dat zij met amper 900 km dachten te vormen zal toch heel wat verbeelding nodig hebben om als België herkenbaar te zijn (al waren we vooral dik jaloers op hun dure fietsen en dito uitrusting). 



We verlieten de herberg en mochten weer vrij gauw aan het klimmen. Volgens het bord langs de kant van de weg, had de berg een hellingsgraad van 99%, maar hoewel hij steil was, was dat getal misschien wel met een korreltje zout te nemen. Omdat we Jonah en zijn familie die avond al beroofden van hun rust, besloten we hun voorraadkast onaangeroerd te laten en zelf ons avondeten in te slaan in Cul-des-sarts. Het eten kostte er ons een arm en een been, en dan nog hadden we maar een beperkt rantsoen. 

Gelukkig was ons eerdere voornemen niet te rigide en konden we vanuit de voorraadkast van Jonah, Peter en Sandra onze hongerige magen aanvullen. Of dit getuigde van een enorme gastvrijheid van de familie De Smedt, dan wel van een boertigheid zonder weerga van ons fietsers, laat ik in het midden. Samen met Jonah gingen we 's avonds op bezoek naar de bunker waar Hitler tijdens WO2 wat tijd doorbracht. Deze site was gesloten, maar onze lokale gids wist wel beter. Na een korte, misschien ietwat illegale rondleiding door de bunker, keerden we terug naar onze slaapplek. Met zicht op een prachtige tuin mijmerden we bij het drinken van een lokaal biertje over de voorbije en komende dagen. Dikke merci voor onze gastheren en gastvrouw die ons een superavond bezorgden!

Pieter

dinsdag 2 juli 2019

Afscheid van een vriend

De brug aan het kanaal die Wannes in het vorige verslag nog gezellig noemde, bleek na een eerder korte nacht een spoorwegbrug te zijn. Oordoppen zijn niet treinwerend en rond een uur of 6 in de ochtend werden Wannes en ik dan ook wakker van het voortdurende geraas. De enige die immuun was tegen dergelijk kabaal bleek Sam, die rustig in dromenland bleef rondhossen.

Wannes en ik ontbeten op het gemakje en wachtten rustig op het ontwaken van onze derde musketier. Sam waande zich urenlang een nazaat van Samuel Beckett en liet ook ons tevergeefs wachten. Door het produceren van bepaalde brombeerfrequenties en het nabootsen van aardbevingen telkens een trein passeerde, lokten we hem uiteindelijk toch letterlijk uit zijn tent.

De haan had nog geen drie keer gekraaid en we werden al verraden door onze jongste apostel. Het is te zeggen, Wannes had in tegenstelling tot Judas netjes aangegeven dat hij ons vandaag aan ons lot ging overlaten. Langs het kanaal hadden we de dag voordien al een pijl gezien richting Renaix en dat bleek in deze vreemde landstreek de benaming te zijn voor het Vlaamse Ronse waar Wannes naartoe moest. De pijl wees in een andere richting dan onze eigen route, waardoor onze wegen rond 9 uur scheidden en Sam en ik verder de grens afmaalden.

In onze dagelijkse zoektocht naar sanitaire voorzieningen die de bosjes overtreffen, kwamen we na wat omzwervingen in een cafeetje terecht in een Henegouws dorpje waar de inflatie nog niet had toegeslagen. Voor € 2,80 kregen we een koffie en een cola en de toegang tot het erg propere sanitair.

De omzwervingen duurden door, en in Péruwelz kregen we een hongerke. Bij het vragen van de weg naar een supermarkt, deed de "eerst links, op het einde rechts, aan het rondpunt de derde afslag, dan weer links, een brugje over, dan weer rechts"-uitleg ons vermoeden dat deze voorts vriendelijke man ons terug naar onze stad van oorsprong probeerde te gidsen. We gingen niet op deze sluwe uitnodiging in en kochten een smos en panini in een lokale broodjeszaak.

Om Péruwelz uit te raken, moesten we klimmen richting de gigantische basiliek van de deelgemeente Bon-Secours. Mochten we er nog aan twijfelen, de Belgische bergen waren begonnen. Een beetje verder in Bernissart ging paleontoloog Sam op zoek naar dinoresten, maar helaas bleken deze intussen allemaal - op enkele kunstzinnige eieren en kindertekeningen na - in het natuurhistorisch museum in Brussel te staan.

Het volgende dorpje waar we langsreden was Pommeroeul. Waar we eerst dachten dat we scheel zagen van de honger, bleek de lokale kerktoren echt wel serieus uit het lood te staan. Toch besloten we de inwendige mens te versterken en het tweede, derde en vierde ijsje van de reis waren een feit (mini-magnums, dus dan mag het).


Een aantal navigatiefouten later, werd het tijd voor een avondmaal en een kampplaats. We bezochten de lokale friterie van Erquelinnes en genoten daar van een durum met feta, waarna we onze inkopen wilden doen in de gloednieuwe Lidl. Helaas, de Lidl bleek zo gloednieuw dat hij pas de dag nadien officieel zou opengaan, dus moesten we terug een zware helling op om toch aan voedsel te raken. Het stadje Jeumont leek ons zo verlaten dat we de hele weg dachten in te kunnen palmen. Dat we daarbij spookrijdend bijna onze dood tegemoet reden, was dus echt niet bewust.

Dankzij wat vriendelijke mensen, raakten we toch weg uit dit eenrichtingsdoolhof en toen we enkele kilometers later de bossen inreden, snakten we naar rust. Met puppy-oogjes, slaagden we erin een man te overtuigen een nachtje op zijn vers gemaaide grasveld te mogen doorbrengen en ondanks wat hondengeblaf en geitengeblaat sliepen we als roosjes.



Pieter

maandag 1 juli 2019

De Panne

Met een lekker ontbijt achter de kiezen en een goede nachtrust moesten we helaas onze zachte bedjes verlaten en de zakken terug op de fietsen zetten. Na het laatste stukje Belgische kust te hebben afgereden sloegen we af richting binnenland (na eerst de weg kwijt te raken natuurlijk). Met een iets gunstigere wind konden we ons gemiddelde wat opkrikken. Veel lange banen en om de 10 kilometer eens een boerderij was hét beeld van de voormiddag.

Tijd voor een tussenstop in Watou. Met dank aan de vriendelijke eigenares van de winkel die haar sluitingstijd enkele minuten uitstelde, konden we op de valreep een middagmaal bijeenscharrelen. Daarna begon het echte werk. Allez, eerst nog eens de weg kwijtraken natuurlijk. Omdat iemand in de groep wat kilometers wou afsnijden kregen we een steil stukje Gent-Wevelgem te verwerken. Voor Pieter bleek het geen probleem deze op zijn grootste verzet op te rijden, dit tot frustratie van Sam en ik. Dat ook zijn fiets dit vrij frustrerend vond, zou pas enkele dagen later duidelijk worden.

Na een kleine pauze op de top voor onze klimliefhebber Sam konden we ons snelheidsrecord in de afdaling aanscherpen. Daarna waren we nog zo moe dat we zelfs het shoppingcenter niet konden vinden. In België was enkel tabak te vinden en omdat wij iets voedzamers zochten, moesten we onze zoektocht verderzetten in Frankrijk. Daar bleek toch iets eetbaars te zijn en daar maakten we dan ook handig gebruik van.

Met de batterijen terug opgeladen konden we vertrekken voor het laatste stuk van de dag. Na eens uitzonderlijk niet verkeerd zijn gereden vonden we al snel een jaagpad langs een mooie rivier. Vergeefs victorie gekraaid, want even later bleek het navigatiesysteem terug kapot en strandden we op een onbewoond eiland. Na dan enkele kilometers terug gereden te zijn hebben we dan toch de juiste brug gevonden en konden we onze reis verderzetten, of dat was toch het plan...

Tot Sam besloot plat te rijden. Pieter en ik moesten de boodschappen maar doen terwijl Sam een parkeerplaats omtoverde tot fietsherstelplaats. Na ons avondeten (wat eieren, brood, en van elke blikgroente 1 blik) en ons ontbijt (muesli zónder noten en melk) voor de volgende morgen gekocht te hebben konden we Sam helpen met het repareren van zijn band. Met dank aan Sams vriendin duurde dat langer dan verwacht. De voorts lieve Laura had voor de reis helaas de verkeerde binnenbanden gekocht. Elke dag is er toch iemand die ons wil afremmen precies...

Na wat gevloek toch kunnen vertrekken uit Menen met als bestemming onze slaapplaats. Eerst nog de weg wat kwijtraken in Moeskroen natuurlijk. Met dank aan Google maps en ten koste van mijn batterij toch onze weg gevonden. Na een kleine plaspauze bij een verlaten gebouw gingen we het volgende dorpje binnen. Volgens de traditie moesten we de weg weer eens kwijtraken en zo gezegd, zo gedaan. Na vele kilometers - waarvan niet allen even nuttig - kwamen we aan op onze slaapplaats, een gezellige brug aan een kanaal. Na ons vers avondmaal (zie video) konden we de tenten opzetten. Eenmaal dat gebeurd was, konden we genieten van onze welverdiende nachtrust.


Wannes