Pagina's

zondag 16 juli 2017

De fietsprocessie van Echternach

“Kunde gij nog slapen?”, “Nee ik ben al een uur wakker”. Met deze woorden werd Stan veel te vroeg uit zijn diepe nachtrust gehaald door Pieter en Sam, beiden blijkbaar nog niet gewoon om terug in een bed te slapen. Er werd dan ook al vroeg genoeg richting het centrum getrokken om een onbijt en lunch te scoren voor de lange treinrit. Stan had zijn beste Duits echter op de hotelkamer laten liggen, wat resulteerde in vier willekeurige koffiekoeken voor elk. Pieter en Sam zagen al snel in dat ze hier de dag niet mee gingen overleven, dus besloten ze op goed geluk de McDonalds nog eens te bezoeken. Een hoofdschuddende en bijna brakende Stan zag de twee veelvraten grondig experimenteren met het ontbijtmenu; de Egg McMuffin bleek een aanrader, de Croque viel wat tegen. In het station aangekomen werd nog een versie koffie besteld (lang geleden!) en hielp Pieter een jongeman als was hij een werknemer van de Deutsche Bahn.

Op de eerste rit richting Hamburg werden we meteen vergezeld door een kwieke oude dame (84 lentes) met haar eigen zelfverklaarde fiets, een looprekje benoemd als een ‘Ferrari’. Haar dochter kon nog net aan polyglot Pieter kwijt dat ze een zoon had die wel 1000 talen sprak (waaronder een bizarre Indiase spraak) voor we in de Hel van Hamburg terechtkwamen. Maar een halfuur hebbende voor de overstap ging Pieter nog snel om twee veggieburgers in de McDonalds, Stan twijfelde te lang over waar hij nu eigenlijk goesting in had en vervoegde met honger het reisgezelschap om de trein niet te missen. Hel bleek al snel écht geen dysfemisme te zijn: hoewel de andere perrons praktisch leeg waren, stonden er ondertussen al zeker 10.000 mensen op het onze. Geen probleem zou je denken, want in Duitsland weet je altijd op voorhand waar op het perron je moet staan om op te kunnen stappen aan je zitplaats.  Altijd, behalve die dag, wanneer een werknemer (die kwam misschien recht van de vrijgezellen in Flensburg?) de trein achterstevoren had gekoppeld. Chaos alom wanneer het hele perron van kant moest wisselen, maar uiteindelijk raken we toch op de ons toegewezen fietscoupé. Bekomen van de adrenalinerush accepteerden we het gebeurde voorval als een karmarechtzetting voor ons hoongelach met Flor zijn transportproblemen.

De volgende treinrit was ook niet om over naar huis te schrijven (maar ik doe het nu toch). Een aantal Duitsers met schlagermuziek én live mondhardmonica begeleiding  - waarmee Pieter een mentaal steekspel speelde (raam open, raam dicht, raam open, raam dicht) - zorgden ervoor dat we bijna het Kaiser Wilhelm Denkmal niet hadden gezien. Dat karma je dubbel terugpakt zouden we al snel merken, de trein kondigde namelijk aan al in Keulen op stal te gaan in plaats van het verwachtte Aken. In Keulen aangekomen bleek de eerstvolgende trein nog eens 25 minuten vertraging te hebben én ook al overvol te zitten. De tweede trein was wel een goede en rond negen uur arriveerden we in het vertrouwde Aken. Ondanks een ondertussen al heel knagende honger werd de fietstocht over de grens naar Welkenaedt in recordtempo afgelegd, waarna eindelijk op zoek kon worden gegaan naar een frituur. Frituren sluiten in de Oostkantons echter blijkbaar al om 22uur, dan zijn enkel de gelateria’s nog open. Onzelf trakterend op waarschijnlijk het grootste ijsje dat we ooit bestelden, stapten we goedgeluimd op de laatste trein richting Gent.

Dat karma je echter driedubbel terugpakt was al na vijftien minuten duidelijk. Wegens een personenongeval moest iedereen de trein verlaten in Verviers en zouden taxi’s voorzien worden om ons thuis te brengen. Een plaatselijke landloper rook zijn kans en wist ook een rit naar Luik te versieren en drie marginalen werden onnodig boos op de conducteurs en trappen het af, aan drama geen gebrek in Verviers. Na een resem heen-en-weer getelefoneer en veel beloftes over busjes werden eerst Pieter en daarna ook Stan en Sam na volledige demontage van de fietsen in een taxibus richting Luik gestuurd. Pieter, hoewel ondertussen toch al een jaar of 42, was vergeten zijn gsm op te laden en dus onbereikbaar en niet te vinden in Luik. Maar goed, een kwartiertje later konden we elkaar toch terug in de armen sluiten én onze fietsen alweer demonteren om in een nieuwe taxi te stappen, ditmaal tot in Gent. Met de vraag van Pieter aan de taxichauffaur wat er gebeurt wanneer het LCD van de teller over de 9999 gaat, hielden we meteen een weddenschap over het eindbedrag: Stan gokte 320€, Sam 570€ en Pieter 520€. Pieter, hoewel zelfverklaard nog nooit in een taxi gezeten te hebben, mocht lachen bij aankomst te Gent-Sint-Pieters, de taxirit kostte de NMBS maar liefst 502.40€.


Na een korte fietstocht naar Slot Tarbot werd nog een pizza en spaghetti gegeten, en met Thijs werden de eerste verhalen uitgewisseld. Pieter en Sam besloten toch nog al fietsend huiswaarts te keren en om 5u30 lag ondergetekende in bed, om dit keer wél uit te slapen.

(sw)

zaterdag 15 juli 2017

Flensburg (bis)

Route 5 stormde door naar het oostelijke Sønderborg, dus dienden we een alternatieve route te vinden om Flensburg te bereiken. Sam stelde met behulp van de smartphone een bont amalgaam regionale routes samen die ons tot in Kliplev zouden brengen. ’s Ochtends talmden we niet te lang, want de bootladingen koeken die we de voorbije weken hadden binnengespeeld zorgden stilaan voor buikkrampen en maakten een toiletbezoek broodnodig. Onfortuinlijk genoeg bleek de eerste kerk die we passeerden, die van Stubæk, de uitzondering te zijn die de regel bevestigt dat elke kerk in Denemarken over wc’s beschikt. We fietsten snel door naar de kerk van Kliplev, waar we tot onze verbazing al geweest bleken te zijn op de heenweg. Stan vulde zijn stuurboeket aan met dezelfde lavendel als twee weken eerder en we wisselden onze laatste pant in in de Brugsen waar we tijdens de heenrit onze eerste middagpauze hadden doorgebracht. Om de cirkel helemaal rond te maken, besloten we bovendien voor de laatste twintig kilometer opnieuw de Hærvejenroute te volgen.

Tegen de middag bereikten we uiteindelijk Flensburg. Omdat ons hostel pas om vier uur haar deuren opende – officieel althans, de code was nog steeds dezelfde als twee weken eerder-, zat er niets anders op dan nog twee uur voor de ingang te slijten. Pieter daalde af naar het stadscentrum om brood en kaas te halen voor zijn metgezellen en maakte van de gelegenheid gebruik om een veggieburger te bestellen bij McDonalds. Twee uur later konden we eindelijk inchecken en een verkwikkende douche nemen, de eerste in vijf dagen.
Na ons weer ietwat aangepast te hebben aan de geur- en kledingsnormen die gelden in de beschaving, trokken we naar het Flensburgse centrum. In het shoppingcenter vergaapten we ons in de Saturn aan de recentste ontwikkelingen in technologieland, aten we een ijsje en kochten we enkele houten breinpuzzels in de Flying Tiger. Voor het avondeten kozen Pieter en Stan voor noedels en Sam voor een pizza fungi, beide goedkoop en erg lekker. Omdat de cafeetjes er een heel stuk minder verlaten bijlagen dan bij ons bezoek twee weken eerder, besloten we om voor we vertrokken nog het lokale Flensburger Pilsner te proeven. Helaas voor zijn twee reisgenoten had Stan zijn hipsterradar vergeten deactiveren, en voor ze het goed en wel beseften hadden we plaatsgenomen in een bar met mooie houten tafeltjes maar zonder Flensburger Pilsner op de kaart. We bestelden dan maar limonade – geen mainstream Fanta natuurlijk, wat had u gedacht, maar Fritz-Kola.


Ondertussen zagen we enkele Duitse hangjongeren passeren in de straat begeleid door een luide Imperial March en waren we getuige van een, in de eerste plaats voor de deelnemers, hilarisch vrijgezellenfeest. We lieten ons echter niet van onze hoofdmissie afleiden en namen plaats op het terras van een ander café. De parasol van Flensburger Pilsner waaronder we gingen zitten verraadde dat we op het goeie spoor waren en inderdaad, een uur wachten op de ober later konden we eindelijk onze lippen zetten aan het streekproduct. Verrassend genoeg smaakte het als elke andere pils die we al in ons leven gedronken hadden, en licht teleurgesteld wandelden we terug naar ons hostel.

vrijdag 14 juli 2017

De rimboe van Aabenraa

’s Morgens namen we in alle vroegte afscheid van onze medekampeerders. We reden voorbij Bjert Strand, een kleine camping voorzien van tientallen vervelende vluchtheuvels. Onze banden hielden gelukkig stand en op een mooi paadje door dicht struikgewas bereikten we Helsminde. Op relatief vlakke wegen reden we verder naar Haderslev, de voorlaatste grote Deense stad voor ons einddoel Flensburg. We stopten bij Netto, aten enkele boterkoeken en dronken wat chocomelk. Een Deen raadde op basis van Pieters gentloopt.be-t-shirt uit welk land we afkomstig waren en informeerde naar onze reisplannen. Hij was de week voordien nog maar in Hasselt geweest voor een trouw, zo vertelde hij, en waarschuwde ons verder nog voor een stevige beklimming die net buiten Haderslev lag.



Route 5, die zuidwaarts het binnenland introk, had wat goed te maken van de dag voordien en de berg in kwestie werd rakelings voorbijgereden. We pauzeerden nog even bij een kerkje, weer voorzien van een schip, en reden verder naar - lachband – Sønderballe. Op weg naar Løjt Kirkeby kregen we alsnog een stevige grindklim voorgeschoteld. In het dorp vroeg Sam aan een van de bewoners de weg naar de dichtstbijzijnde supermarkt terwijl zijn been ondergekwijld werd door de viervoeter van de man in kwestie. Hij verloor zijn cool echter niet en met de juiste informatie op zak troffen we enkele straten verder de Super Brugsen.

Pieter en Sam kochten een bulgurslaatje dat in afslag stond, en om onze laatste kampeeravond in stijl te vieren wilden we ook wat plaatselijk bier aanschaffen. Dat bleek als gevolg van de Deense etiketten moeilijker dan gedacht en bijna hadden we die avond appelsien- en rijstbier gedronken. Een vrouw zag onze wanhoop en kwam ons te hulp. Ondanks het feit dat ze nur Deutsch sprak, slaagde ze er toch in ons met handen en voeten duidelijk te maken dat de speciale bieren waar we naar keken bizarre kerstbieren waren, en dat er eigenlijk ook geen goeie Deense speciaalbieren in de winkel aanwezig waren. Dankbaar wendden we ons dan maar tot de vertrouwde Tuborgpils en om de feestdis compleet te maken kochten we nog druiven, chocomousse en een grote zak tortillachips. Aan de kassa werden we opnieuw telepathisch begrepen, deze keer door een jobstudent, en met een speciale betaalconstructie slaagde hij erin ons zoveel mogelijk kronenmuntjes, niet inwisselbaar bij de bank, afhandig te maken.

We bestegen weer onze rijwielen en op de smartphone spoorden we een shelter in de buurt op. Die bleek in een donker bos op een berg te liggen, en voor we de pijnlijke beklimming aanvingen deden we voor de zekerheid nog even navraag bij een plaatselijke bewoner. Een oudere Deen stond ons te woord en haastte zich ondanks zijn leeftijd naar binnen om een kaart te halen. Daar stond onze kampeerplaats mooi op aangegeven, en de man zei dat we de kaart mochten houden. Graag hadden we een vogelkastje bij hem gekocht, zijn hobby, maar die bleken wat groot en zwaar om mee te dragen op onze fietsen – ooit komen we terug!

We trokken het woud in en daalden een steile grindweg af naar de zee, waar op papier, smartphone en gps een shelter had moeten liggen. Driewerf helaas, het strand bleek volkomen leeg. Onze fiets het onberijdbare pad weer opsleurend zetten we onze weg noodgedwongen verder naar Aabenraa – geen doodsspreuk uit Harry Potter, wel een Deense stad. In een van Aabenraa’s omliggende bossen moest volgens de man zijn kaart ook een kampeerplaats liggen, en deze keer hadden we geluk: na een smal pad vol modder, muggen, doorns, dazen, brandnetels, wolven en lava bereikten we de laatste shelter van onze reis. Bij nader inzien bleek die ook via een mooi breed pad bereikbaar, maar dat zou natuurlijk wat te makkelijk geweest zijn. Voor het eerst deze reis bleek de houten schuilplaats niet volledig schoon te zijn (een hoop lege flesjes verried vroegere bewoning), waarop Sam en Stan besloten gewoon de tent op te zetten op het grasplekje ernaast.

In lichte regen verorberden we aan de picknicktafel ons rijkelijke avondmaal. Even later kregen we op de open plek gezelschap van een jongen en twee meisjes en hun drie rat…verschoning, hondjes. Bijna zagen zij hun gezellige pizza-avond in duigen vallen toen ze er drie rafelige zwervers aantroffen, maar ootmoedig stonden we hun de shelter af. Na een tweetal uur waren ze weer verdwenen en kon ook Pieter, die voor een binnentent-constructie à la Frederikshavn opteerde, zijn slaapplaats opstellen. We kraakten onze pintjes en ploften de zak chips, waarna we beschutting zochten in onze tent tegen het invallende duister en de aanvallende muggen.

(sp)

donderdag 13 juli 2017

El camino de la muerte

Pieter ontwaakte als eerste die ochtend, en met een harde, luide, drieënveertigste bonk tegen het dak van de shelter waren Sam en Stan ook meteen klaarwakker. We ontbeten op het strand naast een zee die ruiste onder een hevige wind. Onze vrees voor bijtende tegenwind bleek eenmaal op de fiets ongegrond, en onder een stralende zon reden we in de richting van Fredericia. Dat was echter buiten Route 5 gerekend, die ons eerst naar een bosrijk uitsteeksel van Jutland leidde. Daar aangekomen raakten we het spoor van de aanwijzingsbordjes al snel bijster en waren we aangewezen op ons eigen oriëntatievermogen.


Een hoop zanderige paden later bereikten we een prachtig uitzichtpunt, weliswaar zonder de op de kaart aangewezen vuurtoren. We genoten even van het zeezicht, werkten wat energierepen naar binnen en zetten onze tocht over de kustpaadjes verder. Die werden echter steeds hobbeliger, smaller, en afweziger: meermaals had een afgrond met beneden de kolkende zee de plaats van de weg ingenomen. We besloten de Deense camino de la muerte te laten voor wat ze was en trokken terug het binnenland in. Na wat teruggereden te zijn vonden we de vertrouwde blauwe bordjes van de oostkustroute terug en fietsten we weer Fredericiawaarts.


Moe van ons ochtendlijk avontuur hielden we halt bij een Aldi om boterkoeken en bananen te kopen, maar ons favoriete fietsfruit bleek geen deel uit te maken van het vaste aanbod van de supermarkt. Boterkoeken waren er gelukkig wel en terwijl Sam en Stan aanschoven aan de kassa slaakte de Deense oma achter ons een gilletje. De reden: Pieter was aan de andere kant van het venster zijn naakte torso aan het showen aan al wie het wou zien. We besloten ons snel uit de voeten te maken, om de verloren tijd van ’s ochtends goed te maken, maar ook een beetje om een proces-verbaal voor exhibitionisme te vermijden.
Eens het centrum van Fredericia binnengereden raakten we Route 5 weerom kwijt, en waren we op de gps aangewezen om uit de klauwen van de kuststad te raken. Dat leek te lukken, tot we opeens op ingewikkelde wegenwerken stootten, een verkeerspuzzel die we niet zonder de nodige moeite opgelost kregen. Terug op onze route volgde er een lange drukke baan naar Kolding het beschrijven niet waard, die in een waas van voorbijscheurende auto’s aan ons voorbijging. Eén voordeel: we bereikten snel Kolding en konden op het stationsplein aanschuiven aan een picknickbankje om ons vaste lunchpakket op te eten.

Onze restjes gevoerd aan kraaien zo groot als gieren brachten we nog een bezoekje aan de ultramoderne bibliotheek van de stad. We deden er een poging om koffie te bemachtigen, maar omdat het automaat in de bib enkel elektronische betalingen aanvaardde bleef onze caffeïnerehab genadeloos voortduren. In een Netto kochten we verse tagliatelle en pestosaus, waarna we Kolding uit- en de bossen buiten de stad inreden. Daar sloeg, na honderden kilometers op vaak fietsonvriendelijke wegen, dan toch het noodlot toe: Sams voorband gaf er sissend de brui aan. Een reparatie volgens het boekje volgde en gauw konden we onze weg verderzetten. De kaartgoden bleken een dagje vrijaf genomen te hebben, want met Route 5 opnieuw spoorloos daalden we tot tweemaal toe een kustweg af die letterlijk in zee stopte. Omdat onze zeesplijtvaardigheden nog lang niet van een Bijbels niveau zijn, zat er niets anders op dan op onze passen terug te keren en verder rond te dwalen in het Deense landschap.

Via de kaart slaagden we erin Sønder-Stenderup te bereiken, waar we op een Route 5 botsten die deed alsof er geen vuiltje aan de lucht was. De avondrust van een van de bewoners van het dorpje werd verstoord om onze waternood te lenigen, waarna we besloten een overnachtingsplaats te zoeken enkele kilometers verder in Skibelund. Die plek bleek een klein paradijs met een prachtig grasveld en drie shelters, waar voorlopig slechts een gezin met een hele roedel kinderen en een mooie hond was ingetrokken. Bovendien lag het strand slechts op een steenworp afstand, en met de zon nog steeds fel brandend aan het hemelgewelf gooiden we onze fietsen en bagage aan de kant en stormden we het water in - al waagde enkel Pieter het volledig kopje onder te gaan. Wier streelde onze benen en krabben klauterden nieuwsgierig op onze voeten, al kozen deze weer snel het hazenpad wanneer handen uit een andere wereld hen boven het water begonnen te hijsen.


We vulden onze hongerige magen met pasta pesto en joegen er bij het water koken de laatste restjes gas door, onszelf zo op een dieet van rauwkost zettend voor de rest van de reis. Tijdens onze maaltijd arriveerde er een groep Deense jongemannen te fiets, aangevoerd door een zekere Alexander van het gezellige-drinker-type. Die wendde meteen al zijn kennis van het Engels, Duits en Frans aan om met ons te converseren, aan de lichte gêne van zijn vrienden te zien niet voor de eerste keer. Na een barbecuemaaltijd sloegen de vier sympathieke jongens aan het voetballen en frisbeeën alsof ze tien waren; Sam nam op verzoek nog een groepsfoto, waarbij Alexander ezelsoren veinsde achter het hoofd van zijn vrienden en vervolgens in een diepe deuk lag.

Onder het geluid van vredig kabbelend zeewater lazen we nog wat op het strand, waarna we opnieuw onze warme slaapzakken opzochten en de koele zomernacht tegemoet droomden.

(sp)

woensdag 12 juli 2017

Spaken, messen en vuur

Tijdens ons ontbijt van muesli passeerde Lassie, die ogenschijnlijk met zichzelf ging gaan wandelen, onze tenten. Sam had de dag voordien vastgesteld dat er liefst acht spaken de aanhoudende belegering van grind en putten op de Hærvejenroute niet overleefd hadden. Er werd besloten om in Vejle, dat volgens de aanwijzingsbordjes in Horsens een dertigtal kilometer verder moest liggen, een fietsenmaker aan te doen. Na in grauw weer een dergelijk aantal kilometer afgelegd te hebben bevonden we ons nog maar in Juelsminde; de bordjes daar beweerden stellig dat het nog zeker vijftig kilometer was naar Vejle. Tijdens onze pauze in het kuststadje bleek bovendien dat er opnieuw drie spaken gedeserteerd waren uit Sams wiel, en om groter euvel te voorkomen besloot hij al in Juelsminde een cykelsmed te bezoeken.

Een klein uurtje later en zestig euro armer was Sams fiets herboren, en waren we klaar om onze weg verder te zetten. Net buiten de stad moeten we ergens nietsvermoedend de Franse grens zijn overgestoken, want plots ging het wel heel steil omhoog en omlaag. Op de top van één van de Deense bergen hielden we halt voor een lunchpauze om van onze inspanningen te bekomen – stokbrood en kaas, jawel. Het landschap bedaarde echter niet na de middag en we stortten ons een wild traject over bospieken en -dalen in, ondertussen van onze fietsen getrokken wordend door stekelige doornstruiken. We passeerden tevens een vader en zoon te fiets, de helm vreemd genoeg op de snelbinder gebonden. Ze werden op de vingers getikt door Pieter, die zelf al vijf jaar zweert bij helmloos fietsen, dat als er één moment was om een helm te dragen, het dan wel was. Hij die zonder zonden is, werpe de eerste ketel dat hij zwart ziet, zoals ze dat in de volksmond wel eens plegen te zeggen.
Vejle werd min of meer zonder kleerscheuren bereikt, en Sam en Pieter fietsten nog het zelfvertrouwen van een wielertoerist aan diggelen door hem bepakt met hopen bagage voorbij te steken. Nadat we drie architecturale hoogstandjes van flatgebouwen in de haven van de stad waren voorbijgereden, stopten we bij Føtex, een gigantisch warenhuis. Werkelijk alles was er in afslag, de pitloze druiven zelfs aan zelfverklaarde kanonprijzen. Met een magnum achter de kiezen en ons avondmaal opgebonden op onze rekjes lieten we Vejle achter ons.

Het was nog niet gedaan met klimmen voor de dag, want meteen buiten de stad wachtte verscholen in het bos de Munkebjerg, een naar Deense normen gigant van net geen 100 meter hoog. Eens deze bedwongen was begonnen we aan onze dagelijkse zoektocht naar een slaapplaats. De eerste kandidaat-shelter bevond zich wat atypisch in de jachthaven van Brejning, en was zo makkelijk te vinden dat het er op de koppen lopen was. Nog niet verstoken van energie door onze magnum van eerder besloten we verder te rijden, en hobbelige bospaadjes leidden ons dit maal naar een shelter diep verscholen in het woud. Desalniettemin was deze al bezet door een koppel dat er in alle rust hun hobby wilde beoefenen, namelijk bijl- en messenwerpen. Dat er verderop nog twee shelters waren hoefde het stel ons geen twee keer te zeggen, en weg stoven we langs een zanderig kustwegje. En inderdaad, een kilometer verder troffen we twee volslagen lege shelters aan: de kampeerjackpot was de onze.



Met honger als sterrenchef bereidden we een heerlijke maaltijd uit onze diepvrieszakken gebakken aardappelen en de blikken worteltjes, erwten, bonen en maïs. Een oude man die passeerde met zijn hond, probeerde even om ons in het Engels wat vragen te stellen, maar gaf het meteen op wandelde het uitproestend verder. Een jong trekkerskoppel arriveerde, dat zich echter niet in onze kring vestigde maar verkoos om wat verder op een grasveld de tent op te zetten. Water hadden ze niet bij zich, zo bleek uit de smeekbede van de jongen, maar wel aanmaakblokjes, waardoor er een epische mannelijkheidsstrijd begon tussen de jongen in kwestie en vuurmeester Pieter. Die laatste brak dennenbomen af met zijn blote handen, wierp ze eigenhandig naar onze kring en schiep een huizenhoog kampvuur door gewoon nog maar kwaad naar het hout te kijken. We geven toe, we overdrijven wat, maar we hebben ons toch maar mooi veertig volle minuten kunnen verwarmen aan het hoopje brandende twijgjes en bananenschillen. Dat we met al onze rooksignalen zeker vijf Deense indianenstammen geschoffeerd hebben en er aan drie de oorlog hebben verklaard, nemen we er met plezier bij.


Na onze potten uitgewassen te hebben in zee – het strand lag een tiental meter verder -, kropen we in onze warme slaapzakken. Het nog nasmeulende kampvuur lieten we voor wat het was, kwestie van messenwerpers op een veilige afstand te houden.

(sp)

dinsdag 11 juli 2017

Into the wild

Wat gestommel aan de andere kant van de dubbele deur, dat was het laatste wat we van Flor en Frederik vernamen, want toen we ons bed en matje goed en wel waren uitgerold bleek de tweede kamer volkomen leeg. Na een verkwikkende douche – het zou, wisten we toen nog niet, de laatste tot Flensburg zijn – en verse boterkoeken uit het winkelcentrum om de hoek propten we onze fietsen de lift in en reden we Aarhus onder lichte motregen uit.

Meteen buiten de stad loodste Route 5, die we voortaan zouden volgen, ons gelukkig meteen de kustbossen van Aarhus binnen, waar het loof ons behoedde van natte kleren. We hielden er ook even halt bij het fascinerende Marselisborg Dyrhavepark. “We are strangers in nature,” schreef de Amerikaanse schrijver-dichter Ralph Waldo Emerson in 1836, “We do not understand the notes of birds. The bear and tiger rend us; the fox and the deer run away from us.” Emerson was duidelijk nog niet in het Dyrhavepark geweest: na ons met onze fietsen door de dubbele poortjes gewurmd te hebben kwam er meteen een reetje op ons af gedarteld. Ook veel van haar kuddegenoten bleken allerminst mensenschuw te zijn en kwamen duchtig onze spullen besnuffelen. Toen de diertjes doorkregen dat we niet meteen geneigd waren onze kostbare proviand met hen te delen begonnen sommigen een hartverscheurend geluid uit te stoten, waarop Sam dan maar één van onze bananen opofferde. Even leek het daarop of we er een vierde reisgenoot bijhadden, maar uiteindelijk konden we onze viervoetervriend aan de juiste kant van de omheining achterlaten.


We vervolgden onze weg door het heuvelachtige bos en Sam spotte nog een reetje – een wild deze keer. Het bospad mondde uit in een gat in het bomendek, dat ons een feeëriek uitzicht op de zee gunde. Het Kattegat bleef de rest van de dag links van ons liggen en middageten deden we in het havenstadje Hov (of Hou, hangt ervan af in welk letterhumeur u bent). Na een korte verbroedering met Nederlandse trekkers, wachtend op hun ferry, bestegen we onze fietsen en reden we verder. De weg meanderde voor de rest van de middag door de Deense velden en ook de zon vervoegde zich bij ons gezelschap. We hielden een korte pauze in Søvind, waarna we snel op een prachtig bospad belandden dat vlak naast de Horsensfjord liep. Niet veel later bereikten we de stad zelf en zochten we in een Netto ons avondmaal bij elkaar. We lieten Horsens met zijn lawaai en uitlaatgassen weer snel achter ons en sloegen een kustpaadje in, op weg naar een slaapplaats voor die avond. Dat bleek een lastigere klus dan gedacht, en de locatie waar zowel de gps als de smartphone beweerden dat de shelter moest liggen bleek volstrekt leeg te zijn; we besloten dan maar nog wat langer Route 5 te volgen.

Net buiten Sejet daalden we een lang pad af richting zee en uiteindelijk zegen we neer op een grasperk dat uitkeek op de Horsensfjord. Stan trok naar één van de buren, die zijn auto stond te wassen, om te vragen of we iemand zouden storen met er te kamperen, en die verzekerde ons dat het geen kwaad kon voor één nacht (althans, dat besloten we dat de essentie was van het moeizame Engelse gesprek). Een nog dichtere buur was intussen ook in zijn tuin verschenen, in het gezelschap van Lassie, en Pieter knoopte een gesprek aan. Ook van hem kregen we groen licht, en dus konden we eindelijk beginnen onze pakjes spinazietortellini te bereiden. Na de maaltijd ging Sam op verkenning en vroeg aan twee chique hockeyende jongens in Tottenhamshirt of zij misschien van het bestaan van de shelter afwisten. Het tweetal had zelfs nog nooit van het bestaan van kamperen gehoord, en dus keerde Sam onverrichter zake terug naar het basiskamp. Pieter maakte nog een korte strandwandeling en trof daarbij dan toch de ongrijpbare kampeerplaats aan. Deze was echter reeds bezet, dus werd het definitief een klassieke tentovernachting in het wild.

Ondertussen was ons het nieuws ter ore gekomen dat Flor niet tijdig door Duitsland was geleid door Deutsche Bahn en de nacht moest doorbrengen in een kapel in Welckenraedt. Bijzonder tragisch natuurlijk, maar ook wel heel grappig - maak u geen zorgen, waarde lezer, we zouden voor ons gelach spoedig onze karmastraf uitzitten. Onder een mooie zonsondergang besloten we, voorbeeldige trekkers als we zijn, onze tenten zo ver mogelijk van het nabijgelegen huis op te zetten om de bewoner en zijn mooie hond niet te storen met ons lawaai, waarop we vier uur lang wakker lagen door de Bolero en andere stampers die de frisse nachtlucht ingestuurd werden door de subwoofers van het huis in kwestie.


(sp)

maandag 10 juli 2017

Aarhus en naar hus

Bij het ochtendgloren werd er al gauw geen spaander heel gelaten van de idylle waar we ons de dag voordien in gewaand hadden. Blijkbaar hadden we overnacht in een voormalig nazihoofdkwartier, zo legde een oudere man ons met veel vuur uit, weliswaar na eerst voorzichtig gepolst te hebben uit welk land we precies kwamen. Op het domein waren tijdens de bezetting Messerschmidtpiloten opgeleid; op de dwarsbalken van de hoevegebouwen had hij nazispreuken met een bijzonder laag Bond-Zonder-Naamgehalte aangetroffen. Van de oorlog ging het over de Tour naar onze reis, en na ons vijf paar kuiten goed bestudeerd te hebben besloot hij dat Frederik de beste wielrenner in ons midden moest zijn, hetgeen wij natuurlijk volmondig beaamden.

De afdaling naar Frederikshavn zorgde voor gezoem in onze wielen en gegrom in onze ontbijtloze magen. Aan het station was gelukkig een Rema 1000, waar de nodige reserves werden ingeslagen voor de ruim twee uur durende treinrit naar Aarhus. We bleken niet de enige topsporters aan het station, ook de Scandia United Soccer Academy, helemaal overgevlogen uit Amerika, had een plaatsje gevonden op het perron.

De trein beschikte over kosteloos internet, wat ons in staat stelde nog eens contact te maken met de rest van de wereld, en in ruil verspreidden we gratis en voor niets een gezellige kampvuurgeur doorheen de hele coupé. Aarhus werd tegen de middag bereikt, en na een stop bij Burger King – die niet echt gul bleken met hun frietjes - trokken we naar ons hotel. Daar aangekomen was het weerom tijd voor de Grote Hoteloplichttruc (Verlee et al., 2013), en door ons strategisch te verspreiden in groepjes van één, twee en drie slaagden we erin het receptiepersoneel vakkundig om de tuin te leiden en met vijf in onze vierpersoonskamer binnen te raken.


Met nog enkele uren over in onze dag maakten we een ritje naar de botanische tuin van de stad, voorzien van vlinders en naar verluidt ook piranha’s, al durven we daar onze hand niet voor in het vuur te steken – doch Flor de zijne wel voor in het water. Buiten de serres keken we van over een muurtje nog even binnen in Den Gamle By, het Deense broertje van Bokrijk. Binnen gingen we niet, het park bleek immers barstensvol storende anachronismen te zitten: de herbergtafels waren van plastic, de opdieners droegen een weinig traditioneel werkplunje en vooral, de toegangsprijs bestond uit heel veel moderne geldstukken.

Met de invallende avond zochten we ons een plekje uit in een park en genoten we opnieuw van stokbrood en kaas, druiven, Frederiks enorme kuiten en een zak half ontdooide wokgroenten. Een zak die, zo bleek nadien in het hotel, dood en verderf had gezaaid in Pieters bagage en als geursouvenir zou weerkeren naar België. De wokdampen moeten hem bovendien naar het hoofd gestegen zijn, want Pieter stemde ermee in om zijn reisgenoten het bed te gunnen en zelf op een matje te slapen. We namen nog een warme douche, ontkurkten een fles bier en zegden vaarwel aan Flor en Frederik, die de volgende ochtend huiswaarts zouden keren.

(sp)

zondag 9 juli 2017

Een veilige havn

Precies één week na ons vertrek uit België ontwaakten we in alle vroegte in de Skagense bossen. Het zonlicht dat door de dennennaalden viel deed de bosgrond van onze kampeerplaats reeds gloeien. In alle rust van de ochtendwarmte genieten zat er echter niet in: omdat we de dag voordien in ons enthousiasme Grenen te bereiken hadden nagelaten een ontbijt te kopen, waren we genoodzaakt om meteen naar Skagen-stad te rijden. Pieter, Sam en Stan gingen op weg, maar niet zonder eerst nog een tussenstop te houden bij de Tilsandede Kirke, een dertiende-eeuws kerkje net buiten Skagen dat in 1775 na eeuwen strijd werd prijsgegeven aan het oprukkende duinzand. Boterkoeken zoals wij ze kennen moet je niet gaan zoeken bij de Deense warme bakker, zo bleek, waardoor we ons genoodzaakt zagen al onze etenswaren opnieuw in de supermarkt te halen.

Terug in de kampeerplaats vergaapten we ons aan de handige uitrusting van enkele Duitse trekkers. We verorberden onze boterkoeken, donuts en muesli en vertrokken naar Frederikshavn, een tocht die ons door 60 kilometer relatief onbewoonde wereld zou leiden. Waar we de dag voordien nog gevlogen hadden over de grindpaadjes, was het nu het omgekeerde verhaal en optornend tegen een muur van wind sleepten we ons voort. Eens in het bos ging deze gelukkig wat liggen. Daar botsten we op een oriëntatieloop, een evenement dat eerst leek op een onschuldig, zij het wat groot uitgevallen scoutsspel, maar al snel bittere ernst werd toen een man met een zwaar bebloed hoofd uit het kreupelhout tevoorschijn kwam. Onze medische hulp beweerde hij niet nodig te hebben en geconcentreerd zijn kaart en kompas bestuderend strompelde hij verder – alles voor een goeie tijd. Na nog voorbijgegaloppeerd te zijn door enkele Deense amazones trokken we meer het binnenland in, en op een vlot bollende baan reden we in één ruk door naar Frederikshavn.

Aangekomen in de stad reden we plots voorbij de Badmintonvej, en gewillig poseerden we voor de lens van binnenkort-badmintonner-af Flor. Onderwijl werden we voorbijgejogd door een vreemde man, die ons door zijn smal postuur wat deed denken aan Slenderman. Zonder hem verder veel aandacht te gunnen stelden we onze gps in op een enkele kilometers verder liggende shelterplaats. Die bleek deel uit te maken van een prachtig domein bestaande uit een groot binnenplein omgord door witte hoevegebouwen, waar enkele pauwen rondwaarden. In de belendende vijver zwom een koppel zwanen dat trots waakte over hun drie grijze drijvende hoopjes dons. We waanden ons pas echt volledig in Giverny toen we ook nog langs twee vijvers vol waterlelies fietsten; in het struikgewas zagen we nog net de Deense neef van Claude Monet – vooruit dan maar: Mønet – wegduiken. Tussen dat alles bleken zich vier shelters te bevinden, bovendien voorzien van een barbecueplaats.

Amper hadden we onze bagage afgenomen of een figuur joeg ons de stuipen op het lijf door onze kampplaats met een enthousiaste “Hey guys!” binnen te lopen. Het bleek dezelfde jogger als een halfuurtje eerder, die in een aan het onmogelijke grenzende tijd dezelfde weg als ons had afgelegd. De man legde uit dat hij op verkenningstocht was voor een kampeertrip met zijn kinderen, waarna hij zijn weg met eenzelfde snelheid verderzette. We verorberden ons stokbrood en Frederikkaas, besloten ’s avonds te barbecueën en Flor, Pieter en Sam trokken naar de winkel om ons de nodige eetwaren te verschaffen. Frederik en Stan bleven achter om onze spullen te bewaken maar vooral om helemaal niets te doen. In tussentijd kregen we gezelschap van twee Deense vrouwen en hun kroost, die de grijze binnenstad verlaten hadden om een nachtje in de natuur door te brengen.


Bij het vallen van de avond gingen Flor en Sam bij de kampvuurplek zitten om er een plek die naam waardig van te maken. Dat liep echter niet van een leien dakje, en onze vrienden besloten, ofschoon het niet geheel windstil was, om het vuur gaande te krijgen middels een hoopje gedroogde bladeren. Onze op het eerste zicht niet zo kampeerminnende Deense sheltergenote zag haar gezellige kampvuuravond, en bij uitbreiding ook haar spullen en heel Frederikshavn, al in rook opgaan en besloot in te grijpen. Danteske bosbrandtaferelen werden aldus vermeden en luttele minuten later werd de kampplaats verwarmd met knetterende vlammen; Flor en Sam keerden tegader terug naar onze shelter om er in stilte hun trots weer aan elkaar te lijmen.


Boven de barbecue werd een waar feestmaal bereid met olijven, fetakaasjes, beboterde aardappelen, zalm voor Flor en Frederik en falafel voor de vegetariërs. De twee meisjes van de Deense kampeercollega’s waren intussen verwikkeld geraakt in een potje Viking Kubb, en toen zij het spel links lieten leggen vroegen en kregen we toestemming om er zelf even mee te spelen. Grapje natuurlijk, zoals iedereen weet is Viking Kubb helemaal geen spel, maar oorlog. Tussen het confronteren van eeuwenoude huisregels, beoordelen van de reglementariteit van bepaalde werpstijlen en het met grassprietjes afmeten van stokken die al dan niet over de koningslijn werden gegooid door, slaagden we er toch in drie spelletjes af te werken. Twee keer trokken Stan en Frederik, die een bizarre doch effectieve manier van gooien hanteerde, aan het langste eind. Voor het laatste spel kregen we gezelschap van de twee Deense meisjes zelf.


De avond viel en ondanks het feit dat onze medekampeerders al urenlang wierook aan het opstoken waren, bleven de muggen duchtig onze huid bestoken. Frederik, die aan een panische muggenangst bleek te lijden, besloot dan maar in de shelter ook nog zijn binnentent op te trekken. De anderen volgden zijn voorbeeld en zo konden we er alsnog een vredige nacht van maken.

(sp)

zaterdag 8 juli 2017

De Wanzelenaar

Alweer wilden we tijdig vertrekken, alweer hadden we even goed naar de maan kunnen reiken. 9u30 werd 10u en een academisch half uurtje later dan verwacht konden we op weg gaan. Zonder namen te noemen, was het grootste deel van de vertraging te wijten aan de properste jongen van dienst. De festivaldouchekabine was niet enkel vrij warm, maar bovendien erg vochtig. Flors kleren - stiekem toch namen genoemd - waren even proper als zeiknat.

Wachtend op zijn reisgezellen, maakte Pieter zich in afwachting nuttig, of althans, dat dacht hij. Net die ene keer dat hij eten in de vuilbak gooit, bleken het halve brood en het restantje ei door Flor bedoeld als tweede ontbijt. Aangezien ook de overschot van de Frederikkaas intussen door enkele rondstruinende poesjes was gestolen, kon Flor enkel hongerig en dus WEODEND op zijn kin kloppen.

Een gezicht vol donderwolken leverde ons bij het vertrekken enkele regendruppels op, wat ons wantrouwen in Frederik of althans in zijn weerapp versterkte. Nu, al bij al viel het wel mee en algauw bereikten we een mooi kerkje op een berg. In het schrijven van het verslag zocht ik naar de naam en locatie van deze kerk, maar omdat ze net als alle andere Deense kerken wit was, vond ik niet direct de naam terug. Wie aan de hand van onderstaande foto's als eerste kan zeggen waar we ons bevonden, wint 50 authentieke Deense Øre.*


Na deze korte bezinningsstop reden we verder richting Hirtshals. Flor - door een samenspel van koerstrui en badmintontruitje Kerse gedoopt - moest ontelbare keren stoppen om laagjes aan en uit te doen, maar zelfs met dit oponthoud bereikten we algauw een erg mooi stukje Deense natuur. 

De eerlijkheid gebiedt ons trouwens te zeggen dat we meestal helemaal niet wachtten op Kerses vestimentaire adaptaties en hem moederziel alleen achterlieten. Dat hij later die dag wraak zou nemen voor dit gebrek aan groepsgevoel, had niemand kunnen voorzien.
Kerse in actie
Tijd voor middageten. In de supermarkt gingen we totally insane. Stan stal een broodje door het stiekem te verstoppen bij een groter brood en Sam elleboogde zich voorbij enkele kleuters om een kinderkar te kunnen bemachtigen. Deze baldadigheden konden niet blijven duren, en karma sloeg toe door het grootste deel van onze pand (statiegeld op blikjes en flessen kan dus wel, Belgische politici) zonder return op te slokken in de automaat. 

Ons lesje geleerd, konden we vol berouw verder fietsen. Het Deense landschap was vergevingsgezind en verwende ons alweer met prachtige fietspaadjes en dit onder een stralend zonnetje. 

De heilige fiets-eet-slaapdrievuldigheid in acht genomen moest ook nu weer gezorgd worden voor een lekker avondmaal. Door een slechte Deense ruimtelijke winkelplanning, bleken we hiervoor enkel terecht te kunnen in een een door marginalen uitgebate campingkeet. De prijzen waren er recht en de vegetarische opties omgekeerd evenredig met het Floddergehalte dat de bediendes uitstraalden, maar uiteindelijk kochten we toch de nodige proviand.

Op weg naar een slaapplaats, passeerden we wat militaire opslagplaatsen (kernkoppen, iemand?) en met de wind in de rug sjeesden we naar de shelter van Skagen. Deze plek was niet enkel ons einddoel, maar vormde ook het eindpunt van verschillende Deense fietsroutes. We waren dan ook niet de enigen die deze shelter wilden gebruiken. 

De shelters zelf waren al geclaimd door een familie van boskinderen en een koppel waarvan de vrouwelijke helft er echt wel illegaal jong uitzag. Na lang wikken en wegen vonden we in het bos wel nog een behoorlijk plekje voor onze tenten. Net op tijd, zo bleek, want nadien kwamen er rond de shelters nog een vijftal tentjes bij op minder kampeervriendelijk terrein.
Toen de weinigheid van het eten nog niet gekend was
De gierigheid van Sam en Pieter bleek kleiner dan hun honger, en na het opschrokken van de proviand, moesten we nog naar Skagen-village rijden om daar bij te voederen. "Seg... anders moeten we vandaag al naar Grenen rijden, het meest Noordelijke puntje van Denemarken. We zijn nu al vlakbij en zonder onze bagage is het makkelijker..."

Wiens idee dit was, weet ik niet meer, maar het bleek een van de beste ideeën van de hele reis. De meewind bleef waaien en voor we het wisten stonden we aan het strand. In plaats van zoals normale mensen de fietsen achter te laten in de stallingen, namen we ze mee. De Oostzee en Noordzee beukten op elkaar in, terwijl vijf onversaagde Belgen trots poseerden op het strand.
Fietsen tot op het tipje
Mensen die houden van een episch einde waren beter gestopt met lezen na de vorige zin. Helaas, het echte einde is pure tragiek. Na het botsen van de zeeën, botsten twee van onze helden namelijk ook nog met elkaar...

Het was tijd voor Flors wraak. Net zoals wij hem bij de kledingswissels achterlieten liet hij nu Pieter voor wat hij was. Wel treintje rijden, niet treintje rijden, feit is dat de helden in apocalyptische tegenwind versnipperd richting kampeerplaats trokken. Pieter nam een andere weg en verdwaalde. Onweerswolken pakten samen boven het vijftal. Zou het ooit nog goed komen?

Mensen die houden van een dramatisch einde waren beter gestopt met lezen na de vorige zin. Het echte einde was echter toch iets vrolijker. Verdwaalde Pieter sloot als beeld zonder klank weer aan bij het gezelschap dat net gestopt was voor een hert dat bij volle maan in het gras wandelde. Stan zag zelfs nog een tweede hert, dat zo roerloos stil bleef staan, dat uiteindelijk zelfs hij moest toegeven dat het toch echt wel een paal was.

Met een pintje bij het kampvuur, maar onuitgesproken frustraties, eindigde de avond als een ware cliffhanger. 

PS: vandaag was ook de dag dat we afscheid namen van Kris, die deel uitmaakt van kunstproject de Wanzelenaar. We lieten hem achter in Grenen, en hopen dat hij daar nog lang als herinnering aan onze fietsreis mag blijven.


*Wedstrijdreglement: medereizigers zijn uitgesloten van deelname.

vrijdag 7 juli 2017

Ligt Aarhus in Duitsland?

Het verblijf in Aars ontlokte Frederik volgende quote: "volgens mij kunnen ze zonder problemen eender welk object in mijn poep steken". Het zadel van zijn huurfiets was nu eenmaal beenhard en zelfs een geïmproviseerd kussen van trui en koersbroek kon zijn achterste niet voldoende beschermen.

Dat het Frederik niet meezat, bleek ook toen hij zich 's ochtends wilde scheren in de sms-wc's. De vrouw uit de shelter of haar hond had er immers een doordringend geurend geschenkje achtergelaten. Hij slaagde er nog net in levend te ontsnappen uit deze gashel, maar had helaas maar de helft van zijn baard verwijderd.


Omdat het opruimen alweer een eeuwigheid duurde, gingen Sam en Pieter al wat ontbijt inslaan in de Kvikly. Uiteindelijk arriveerden hier ook de anderen en een absurde 2,5 uur na het wakker worden konden we na een totaal onnodig rondje rond de supermarkt dan toch vertrekken. We kwamen een hunebed tegen en vol respect besloten we dit heiligdom te betreden. 

Heiligschennis, iemand?
Langs de Limfjord reden we naar Nibe. Regenkleren werden meermaals aan en vlak daarna weer uit gedaan, want meer dan wat miezer kregen we niet te verduren. Tijdens één van deze vele kledingsstops konden we genieten van een zeehond die in de fjord zijn kunstjes vertoonde. Vooral in vrijwel onbeweeglijk liggen op een zandbank was hij erg goed. 

In Nibe aten we mierzoete frambozenkoeken die ons de energie gaven om door te racen tot Aalborg. Voor het eerst deze reis slaagden we er onder impuls van machinist Sam in een treintje te maken dat het een kleine 20 km volhield. Het treintje stokte pas in Aalborg-centrum toen een typisch Deense pizzeria in zicht kwam. 

De pizza's waren heerlijk, al moesten de aroma's hun best doen om over de parfumwalm van de serveuse heen te raken. Pieter besloot niet te tippen, en had hier nadien spijt van. Fooi geven, het blijft een moeilijke sociale conventie. Het geld dat we daar uitspaarden werd enkele momenten later genadeloos ingepikt door de Deense spoorwegen waar we enkele treinkaartjes wilden bestellen. De automaten boden een waar doolhof van tickets, fietskaarten, plaatsreservaties en dergelijke meer, maar uiteindelijk konden we toch kopen wat we meenden nodig te hebben.

Hoewel, voor Flors terugrit moest nog een reservatie gemaakt worden, dus gingen we op zoek naar een loketbeambte. Helaas was Aalborg met zijn 200000 inwoners blijkbaar te klein voor een stationsloket en hoewel ze volgens een omstander in de 7-eleven veel van treinen wisten, was dit niet voldoende om ons te helpen.

Enter Frederik, de redder in nood. We vonden een telefoonnummer en in vlekkeloos Engels fixte onze aankoper de benodigde kaarten. Juist de uitspraak van Aarhus zorgde nog even voor verwarring (in plaats van Aarhus, zeg je blijkbaar iets als Oarus), maar omdat Sam onze reiskarma verhoogd had door een verloren treinabonnement terug te geven, raakte alles opgelost.

Onderweg naar een slaapplaats
Dat Frederik dit aankooptrucje maar één keer per dag kon waarmaken, bleek 's avonds toen hij voor een campingplekje van 125 kronen (16 euro) maar liefst 375 kronen (50 euro) bood. Ons geld was nu echt wel op, maar in ruil kregen we wel een douche en een keukentje waar we ons brood-met-ei-avondmaal konden klaarmaken.

Op het gras buiten liepen tamme konijntjes los, en omdat de campingeigenaar erop had aangedrongen hem hiervoor niet wakker te maken, lieten we ze voor wat ze waren. Terwijl wij gingen slapen, waste Flor tot diep in de nacht AL zijn kleren...

donderdag 6 juli 2017

Een geslaagde bachelorproef

Nog voor de haan kon kraaien, was Flor alweer wakker. Regen had immers op een natte manier aangetoond dat Flors tent vrij gammel opgesteld was. Bovendien hadden we ons 5*-plekje niet super strategisch gekozen. Wat de avond voordien nog een goed windscherm was, bleek een schuur te zijn waar 's ochtends vroeg al vanalles diende in te gebeuren.

Beleefd doch kordaat weggejaagd, dropen we af richting de herbergkeuken. Onze laatste zak macaroni was opengekrabd door een beer of wolf, dus besloot Pieter deze* direct klaar te maken. Ook eieren werden in de pan geslagen zodat het ontbijt meer dan stevig was. 
Viborg

Nuja, stevig is relatief want toen we een tiental km later in Viborg toekwamen, hadden we een klein hongertje en lieten we ons gaan in snoep en donuts (tot daar de koffiekoekencultuur in Denemarken). De snelle suikers deden hun werk en in een rotvaart reden we over enkele mooie paadjes richting Aalestrup. Een plaatselijke chirogroep probeerde een eindje in ons wiel te hangen, maar het tempo werd stelselmatig opgedreven zodat na de knie van Sam uiteindelijk zelfs de meest dappere chiroviking moest plooien.


Intussen was het vrij warm geworden, dus in Aalestrup werd een lange middagpauze ingelast. Flashende Flor bleek onterecht onzeker over zijn bachelorproef en had zowaar een 18 verdiend. Hij trakteerde dan ook op water met een smaakje - citroensmaak volgens de verpakking, kuisproductsmaak volgens Frederik - en ijsjes. Aan de kassa zat een totale miscast van een jobstudent wiens 'Jeg er ny/Ik ben nieuw'-pin even overbodig was als zijn donssnor lelijk. Auwtsj, zo zielig voor die jongen, hoor ik onze lezers denken, maar als hij niet wilde dat er met hem afgerekend werd, had hij maar geen kassier moeten worden...

De zonneslag die Flor opliep tijdens ons parkreces in Aalestrup werd hem enkele uurtjes later in Aars bijna fataal toen hij met fiets en al het asfalt wilde kussen. Die ene dag dat je geen handschoentjes aan hebt, val je natuurlijk op je handen... De deuk in zijn ego was groter dan die in zijn carrosserie en al bij al onbeschadigd kwamen we aan de shelter aan. 

In plaats van te vertrouwen op de aanwijzingen van de locals, hadden we ook de rooksignalen kunnen volgen die vanaf de shelter uitgezonden werden. The biggest fire the north has ever seen verzonk in het niets bij dit vuurfestijn opgericht door een ietwat zonderlinge vrouw die bij nader inzien toch ongevaarlijk bleek. Bij de shelter hoorde dit keer zelfs een toilet, al was het betreden ervan moeilijker dan het verlaten van een escape room. Uiteindelijk slaagde Frederik erin de code te kraken en kreeg hij via sms de toelating dit schijtpaleis te betreden.

Taken werden verdeeld. Terwijl Sam en Pieter voor een heerlijke maaltijd (kipfilet voor de vleeseters, heerlijke burgers voor de veggies) zorgden, besloten de anderen dat een hommelnest de ideale plaats was voor de tenten. Onze aanval op hun territorium werd gewroken door hun muggenfamilie, wat ons dan ook noopte om snel de tent in te vluchten. Bij een pintje en chipje kaartten we nog even na, al vielen onze oogjes vrij snel toe van vermoeidheid. Dan maar slapen!

*de zak macaroni, niet de beer of wolf (vegetariër en zo...)