Pagina's

zondag 9 juli 2017

Een veilige havn

Precies één week na ons vertrek uit België ontwaakten we in alle vroegte in de Skagense bossen. Het zonlicht dat door de dennennaalden viel deed de bosgrond van onze kampeerplaats reeds gloeien. In alle rust van de ochtendwarmte genieten zat er echter niet in: omdat we de dag voordien in ons enthousiasme Grenen te bereiken hadden nagelaten een ontbijt te kopen, waren we genoodzaakt om meteen naar Skagen-stad te rijden. Pieter, Sam en Stan gingen op weg, maar niet zonder eerst nog een tussenstop te houden bij de Tilsandede Kirke, een dertiende-eeuws kerkje net buiten Skagen dat in 1775 na eeuwen strijd werd prijsgegeven aan het oprukkende duinzand. Boterkoeken zoals wij ze kennen moet je niet gaan zoeken bij de Deense warme bakker, zo bleek, waardoor we ons genoodzaakt zagen al onze etenswaren opnieuw in de supermarkt te halen.

Terug in de kampeerplaats vergaapten we ons aan de handige uitrusting van enkele Duitse trekkers. We verorberden onze boterkoeken, donuts en muesli en vertrokken naar Frederikshavn, een tocht die ons door 60 kilometer relatief onbewoonde wereld zou leiden. Waar we de dag voordien nog gevlogen hadden over de grindpaadjes, was het nu het omgekeerde verhaal en optornend tegen een muur van wind sleepten we ons voort. Eens in het bos ging deze gelukkig wat liggen. Daar botsten we op een oriëntatieloop, een evenement dat eerst leek op een onschuldig, zij het wat groot uitgevallen scoutsspel, maar al snel bittere ernst werd toen een man met een zwaar bebloed hoofd uit het kreupelhout tevoorschijn kwam. Onze medische hulp beweerde hij niet nodig te hebben en geconcentreerd zijn kaart en kompas bestuderend strompelde hij verder – alles voor een goeie tijd. Na nog voorbijgegaloppeerd te zijn door enkele Deense amazones trokken we meer het binnenland in, en op een vlot bollende baan reden we in één ruk door naar Frederikshavn.

Aangekomen in de stad reden we plots voorbij de Badmintonvej, en gewillig poseerden we voor de lens van binnenkort-badmintonner-af Flor. Onderwijl werden we voorbijgejogd door een vreemde man, die ons door zijn smal postuur wat deed denken aan Slenderman. Zonder hem verder veel aandacht te gunnen stelden we onze gps in op een enkele kilometers verder liggende shelterplaats. Die bleek deel uit te maken van een prachtig domein bestaande uit een groot binnenplein omgord door witte hoevegebouwen, waar enkele pauwen rondwaarden. In de belendende vijver zwom een koppel zwanen dat trots waakte over hun drie grijze drijvende hoopjes dons. We waanden ons pas echt volledig in Giverny toen we ook nog langs twee vijvers vol waterlelies fietsten; in het struikgewas zagen we nog net de Deense neef van Claude Monet – vooruit dan maar: Mønet – wegduiken. Tussen dat alles bleken zich vier shelters te bevinden, bovendien voorzien van een barbecueplaats.

Amper hadden we onze bagage afgenomen of een figuur joeg ons de stuipen op het lijf door onze kampplaats met een enthousiaste “Hey guys!” binnen te lopen. Het bleek dezelfde jogger als een halfuurtje eerder, die in een aan het onmogelijke grenzende tijd dezelfde weg als ons had afgelegd. De man legde uit dat hij op verkenningstocht was voor een kampeertrip met zijn kinderen, waarna hij zijn weg met eenzelfde snelheid verderzette. We verorberden ons stokbrood en Frederikkaas, besloten ’s avonds te barbecueën en Flor, Pieter en Sam trokken naar de winkel om ons de nodige eetwaren te verschaffen. Frederik en Stan bleven achter om onze spullen te bewaken maar vooral om helemaal niets te doen. In tussentijd kregen we gezelschap van twee Deense vrouwen en hun kroost, die de grijze binnenstad verlaten hadden om een nachtje in de natuur door te brengen.


Bij het vallen van de avond gingen Flor en Sam bij de kampvuurplek zitten om er een plek die naam waardig van te maken. Dat liep echter niet van een leien dakje, en onze vrienden besloten, ofschoon het niet geheel windstil was, om het vuur gaande te krijgen middels een hoopje gedroogde bladeren. Onze op het eerste zicht niet zo kampeerminnende Deense sheltergenote zag haar gezellige kampvuuravond, en bij uitbreiding ook haar spullen en heel Frederikshavn, al in rook opgaan en besloot in te grijpen. Danteske bosbrandtaferelen werden aldus vermeden en luttele minuten later werd de kampplaats verwarmd met knetterende vlammen; Flor en Sam keerden tegader terug naar onze shelter om er in stilte hun trots weer aan elkaar te lijmen.


Boven de barbecue werd een waar feestmaal bereid met olijven, fetakaasjes, beboterde aardappelen, zalm voor Flor en Frederik en falafel voor de vegetariërs. De twee meisjes van de Deense kampeercollega’s waren intussen verwikkeld geraakt in een potje Viking Kubb, en toen zij het spel links lieten leggen vroegen en kregen we toestemming om er zelf even mee te spelen. Grapje natuurlijk, zoals iedereen weet is Viking Kubb helemaal geen spel, maar oorlog. Tussen het confronteren van eeuwenoude huisregels, beoordelen van de reglementariteit van bepaalde werpstijlen en het met grassprietjes afmeten van stokken die al dan niet over de koningslijn werden gegooid door, slaagden we er toch in drie spelletjes af te werken. Twee keer trokken Stan en Frederik, die een bizarre doch effectieve manier van gooien hanteerde, aan het langste eind. Voor het laatste spel kregen we gezelschap van de twee Deense meisjes zelf.


De avond viel en ondanks het feit dat onze medekampeerders al urenlang wierook aan het opstoken waren, bleven de muggen duchtig onze huid bestoken. Frederik, die aan een panische muggenangst bleek te lijden, besloot dan maar in de shelter ook nog zijn binnentent op te trekken. De anderen volgden zijn voorbeeld en zo konden we er alsnog een vredige nacht van maken.

(sp)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten