Pagina's

zaterdag 11 juli 2015

Vrouwelijk naakt (104,39 km)

Om de voorlopig laatste fietsdag te vieren, startten we de dag met een full English breakfast, een warme tas koffie en versgeperst fruitsap. Just kidding, verder dan alweer koffiekoeken en drinkbuswater kwamen we ook deze ochtend niet. Pieters inwendige kompas was nog niet op het appèl, wat naast een kleine omweg direct al enkele nodeloze extra hoogtemeters opleverde (zoals later zou blijken niet de laatste van de dag). Na de menselijke puppy van gisteren, maakten we nu kennis met een hariger geval dat ons tijdens het fietsen even kwam besnuffelen. Bijten deed hij echter niet, dus bereikten we heelhuids Brive. Brive La Gaillarde - een epitethon dat zoveel betekent als 'de dappere' en dat de stad te danken heeft aan het verzet bij talrijke belegeringen - zou ons die middag voorzien van spijs en drank. Sam en Frederik gingen naar een lokaal restaurantje om er kennis te maken met de Franse cuisine (jup McDonalds, of wat hadden jullie gedacht), terwijl Stan en Pieter voor een licht verteerbare stokbrood met kaas-maaltijd opteerden. Het verkrijgen van dit laatste was de winkelsiësta's indachtig nog geen sinecure en op zijn lange boodschappenqueeste at Pieter al de helft van het eten onderweg op. 

Vruchteloos was het bij het verzamelpunt wachten op Sam en Frederik, tot ineens via sms door hen besloten werd dat ook de overtuigde vegetariërs stante pede naar de gruwelijke multinational moesten afzakken. Ok, achteraf gezien bleek dit oord van dierenleed wel op de weg te liggen, maar niet-van-verandering-houdende-Pieter was niet gediend met dit change of plan. Het vervelende drukke fastfoodrestaurant lag op een al even vervelende drukke snelweg, dus waren we maar al te blij toen deze hel na een km of 5 over was. Hierna volgden nog 30 km mooie wegen, met ook nog een zeer steile helling in Larche. De smartfeun van Frederik sputterde een beetje, maar dankzij de gsm van Sam en de wifi uit de zo verfoeide hamburgertent, konden we toch erg goed volgen waar we ons juist bevonden. In Nadaillac werden de flessen voor een laatste keer gevuld en in Eyvigues maakte een local ons duidelijk dat Orliaguet nu echt wel binnen fietsbereik was. Nog geen 10 km en een mooie lange afdaling later waren we dan ook in Orliaguet, onze eindbestemming, toch?

Driewerf helaas, ons vakantiedomein bleek niet in het centrum van Orliaguet te liggen, maar wel op een berg die we eerst nog moesten overwinnen, achteraf gezien vlakbij het Eyvigues waar we eerder doorgeraasd waren. En die berg deed verdomme pijn. Een monster was het, een ruwe puist waar hetgeen voor asfalt moest doorgaan zowat loodrecht op het landschap stond. Aan 6 km/u kropen we naar boven op de kleinste versnelling die ons rijwiel rijk was. Enkel Sam voelde zich enorm in zijn sas op deze klim en stoof aan 6,5 km/u van de concurrentie weg. Ondertussen stond de dagteller alweer op een hoogtemeter of 1500 en werd Frederik echt wel ongeduldig in de zoektocht naar paleis Malcepiot. Hij stoof de eerste de beste oprit op en ontdekte er een schaarsgeklede zonnende mevrouw. 10 minuten later kwam hij uiteindelijk toch terug de baan op en wist hij ons te vertellen dat Malcepiot het volgende huis langs deze baan was. De aankomstvreugde smaakte lichtjes zurig toen bleek dat onze autovrienden er al even waren, maar een plons in het prachtige zwembad en de heerlijke spaghetti (met dank aan Evert) deden ons de hele lijdensweg vergeten. Ons weekje rust hadden we echt wel verdiend!

-PIETER-

vrijdag 10 juli 2015

Een triestig puppy'tje (122,86 km)

Fris en monter werd die ochtend aan het prachtige campingmeer genoten van onze dagelijkse portie koffiekoeken. Omdat de in de laatste twee dagen te overbruggen afstand stilaan onmogelijk leek (we heten niet Allemaal Sam) werd na La Souterraine direct besloten tot een enorme shortcut. Enkele pittoreske dorpjes werden die dag helaas een Belgisch bezoekje ontzegd, maar ook de door ons wel gevolgde "gele banen" bleken al bij al vrij rustig en met momenten (Pont du Dognon) zelfs erg mooi. 

Niet alleen sneden we zo een kleine 10 km af van het oorspronkelijke plan; door niet te misrijden, kwamen we ook enorm vroeg aan in Saint Léonard De Noblat, onze middagstad van de dag. Enorm vroeg was wel net te laat om supermarktinkopen te kunnen doen, dus besloten de luxebeestjes in ons ook nu weer op restaurant te gaan. Als het geen kebab is, is het wel pizza en net als in Anderlues (dag 1) werd de lokale Italiaan bezocht. De uitbater was erg verheugd met ons bezoek en vergastte ons op een niet aflatende stroom van serenades en ander muzikale intermezzi. Het voorgerecht (halve zak kersen), hoofdgerecht (pizza quattro staggioni) en nagerecht (een met dank aan Stan verdwaald en dit keer niet ingepakt stuk pizza margharita) zorgden voor een feestje in Pieters buik, maar de voorraadkast annex wc lieten toe de indigestie toch enigszins weg te werken. Toch was niet alles peis en vree en in pitstop Saint-Germain-Les-Belles zeeg Pieter zowaar ter aarde neer. Een ijsje, wat rust en een colaatje losten echter alle problemen op. Het cafeetje dat we hiervoor bezochten bleek een supportersclub van alle Europese topclubs, of althans, dat probeerden ze met de van dode vliegen vergeven voetbalsjaals aan te geven. Naast deze couleur locale kregen we ook onze dagelijkse portie paardenrennen voorgeschoteld en zowaar, dit keer kregen we ook een stukje Tour te zien. 

Het plan was nog steeds die avond Uzerche te bereiken, maar de af te leggen weg werkte niet echt mee. Slecht aangeduide witte baantjes, waar geen mens eerder geweest was scheidden ons van het ultieme einddoel van deze dag. Nu, intussen van geen kleintje meer vervaard, raakten we al bij al behoorlijk in Uzerche, maar de laatste en vrij pittige beklimming richting camping was er toch een tikje te veel aan. Op deze camping/cm-kamp koelden Stan, Sam en Pieter even van deze inspanning af in de koude rivier; Frederik had ondanks het recordaantal van 1700 hoogtemeters blijkbaar geen druppel zweet gelaten en paste voor deze frisse duik. 

De grootste uitdaging van de dag bleek het vinden van avondeten. Uzerche was niet de grootstad die we ons ingebeeld hadden en het aantal restaurants was op minder dan één hand te tellen. Met stip bovenaan op de lijst stond de plaatselijke pittazaak. Helaas werden we voor de tweede maal deze reis we ontgoocheld door de Franse Mersans en Melita's. Daar waar we in Arcis sur Aube (dag 4) nog wansmakelijk vlees gekregen hadden, had men in Uzerche al helemaal niets meer voor ons. Aan ons late aankomstuur kan het niet gelegen hebben, want het was begot nog maar 21 uur. De uitbater had er ook gewoon niet veel zin meer in en keek ons net niet buiten. Gelukkig was er nog een pizzeria (alweer :( ), maar omdat ze ook hier de nodige logistieke problemen hadden en we nog minstens een uur zouden moeten wachten, vreesden we stilaan een onbewuste Bobby Sands (meest foute mopje in deze blog) te worden. Gelukkig was er op het dorpsfeest een eetkraam dat ons kon voorzien van frietjes en pannenkoeken. Aan lange schragen genoten we van de lokale gezangen, helaas vergezeld van luidruchtige noorderburen achter ons. De lokale tristesse (geen kebab na 21 uur, geen lokale Teste, geen leeftijdsgenoten) droop af van een verdwaalde 12-jarige die met een zielige hondenblik in de duisternis staarde. Helaas bleek het niet mogelijk dit arme schepseltje te adopteren en lieten we hem en zijn familie achter... De laatste kilometers (nog een kleine 100) werden nog even door Frederiks wonderapparaat gehaald ('smartfeun' met GPS-functie) en gerustgesteld door deze technische ondersteuning kropen we alsnog voldaan onder de wol.

We onthouden dat:
- de camping in La Souterraine verboden is voor twee-assers
- hij bijgevolg "assistisch" is
- dit veruit de beste woordspeling was van de hele reis (copyright Stan)

-PIETER-

donderdag 9 juli 2015

Aardbeien en Zwitserse oceanen (109,27 km)

Na een deugddoende nachtrust werden we wakker onder het loof van de kloeke eik waar we de avond voordien waren neergestreken. Een bakker was in de velden die onze tenten omringden niet meteen voorhanden en aldus zetten we koers naar het tien kilometer verder gelegen Châteaumeillant. Daar aangekomen liet de bakkersvrouw ons weten dat een groep Nederlanders net haar toonbank geplunderd had, wat betekende dat we wederom met de restjes opgezadeld werden – de restjes van wat de lekkerste boterkoeken van de hele reis bleken. We ontbeten voor de kerk, waar we de kans grepen een kaarsje aan te steken om een voorspoedig einde van onze reis af te dwingen, en waar Petrus van Assisi erin slaagde een vogel op zijn arm te laten landen.

Enkele tientallen kilometers onderweg stootten we op het imposante kasteel van Sarzay, dat van dichterbij te bezichtigen viel voor 6 euro. Dat bord was echter niet aan Frederik besteed, die feestelijk het binnenplein van het kasteel opreed. Enkele kilometers later hielden we halt in Neuvy-Saint-Sépulchre om ingrediënten te kopen voor ons middagmaal later die dag. “Ce sont des bananes normales?”, vroeg Pieter, bij het schouwen van een kist iets kleiner dan gewoonlijk uitgevallen bananen, waarop de verkoper sneerde: “Non, ce sont des fraises”. Hierna moest Pieter even op zoek naar zijn aftersun, maar na dat oponthoud konden we onze tocht verderzetten.

In Orsennes zochten we verpozing onder de gebronzeerde muren van de stadskerk en een smakelijke maaltijd op basis van eieren, bonen, worteltjes, rösti’s en maïs – dat enkel Pieter niet kon smaken – werd opgewarmd en naar binnen gespeeld. De deur van de publieke toiletten werd even opengedaan, maar omdat de pest en andere lang uitgestorven ziekten daar welig leken te tieren weer even snel gesloten. De kleine supermarkt, die net uit middagrust kwam, bleek verder geen gekoelde dranken te verkopen, wat ons officieel de laatste reden ontnam om nog langer in Orsennes te vertoeven.

Het leek er op dat we La Souterraine zonder strubbelingen zouden bereiken, tot op vijf kilometer van de meet het noodlot bijna toesloeg. Het spatbord van Sam, dat acht droge dagen lang geen enkele spat had moeten opvangen, hield de eer aan zichzelf en nam ontslag van diens fiets. Het leek een relatief korte reparatiesessie langs de kant van de weg te worden, waarbij we eerst het spatbord operatief verwijderden en daarna de rem weerhielden van slepen, tot opeens een wegpiraat kwam aanrazen over de heuveltop. Was het puur geluk of toch het kaarsje van die morgen, Pieter werd op een haar na gemist maar Frederiks fiets werd met een stevige tik de gracht in geslingerd. De bestuurder in kwestie stopte enkele meters verder om de eventuele schade aan zijn voertuig op te meten, waarop Sam en Frederik de zondagsrijder tegemoet reden om in hun beste Frans bij hem verhaal te halen. De vrouw van de chauffeur had al snel door dat haar man met een iets te zware voet had gereden en ook hijzelf slikte uiteindelijk zijn trots in, waarna we – Frederiks fiets bleek ongehavend – met knikkende knieën de laatste kilometers naar La Souterraine afwerkten.

Daar aangekomen bekwamen we nog even op een terras waar Belgische bieren als Duvel aan exotische prijzen van €5,60 verkocht werden, passeerden we nog even langs een geopende supermarkt en trokken daarna een laatste berg op – wat ons hoogtemetertotaal voor die dag op 1400 bracht – richting de camping, die de licht absurde naam Suisse-Océan droeg. We dwongen bij de zoon van de uitbater twee wificodes af voor de prijs van één – drie was kennelijk teveel gevraagd – en kozen een staanplaats uit voor onze tent. Piketten in de grond krijgen bleek weer een schier onmogelijke opgave en dus sleepten we rotsen aan van een nabijgelegen pad. Daarop trokken we met onze laatste krachten een sprintje naar de picknickbank bij het meer om enkele naderende gezinnen te snel af te zijn. Deze deden bij het passeren alsof de bank nooit hun doel was geweest, maar wij wisten natuurlijk beter. Na een verkwikkende maaltijd zakten we nog af naar de cafetaria van de camping, die door voornoemde uitbaterszoon werd opgeluisterd met muziek van SOJA. Uit een plaatselijk amberkleurig bier putten we nog wat Strength To Survive voor de volgende dag, maar omdat we beseften dat onze tocht Not Done Yet was besloten we om middernacht voor de voorlaatste keer onze warme slaapzakken op te zoeken.

-STAN-

woensdag 8 juli 2015

Superfan (136,10 km)

Gaan we vanavond enen drinken, ma cherie?”, vroeg Etienne aan zijn vrouw Marriette, in de kleerkast zoekend naar zijn sportiefste polootje. 

Ongeveer honderdentwee kilometer verder ontwaakten Stan en Sam te Prémery weer met het kenmerkende ochtendgebrom van Pieter. Deze laatste had goed geslapen, ondanks de vele wekpogingen van Frederik om samen hun tent te pantseren tegen een nakende apocalyps. Efficiency is key, dacht Pieter, waarna hij Stan zijn band volledig liet leeglopen en daarna de fietspomp molesteerde. Gelukkig schoot de campingmevrouw met bijhorende autopomp ten hulp.

Om het opgelopen tijdsverlies te minimaliseren gingen Frederik en Sam al naar de winkel. Na een behoorlijk snelle passage meenden we alles ingeslagen te hebben. Maar een 2de en ook 3de doortocht van Frederik waren nodig om tot het besluit te komen dat de Fransen geen druivensuiker kennen. Uiteindelijk vervoegden onze wegen zich weer en waren we op weg richting Nevers waar we de Loire overstaken. In La Grenouille zorgde Pieter na de veerboot van dag 1 voor opnieuw een alternatieve wijze om over een plas water te geraken.

Wij bedwongen, Pieter onderging het smalle weggetje op het aquaduct dat ons stond op te wachten. Zijn status als oudste reisgezel hooghoudend lukte het hem toch zonder al teveel gesnik en geschreeuw veilig aan de overkant te geraken. Het gespot was nog niet volledig afgelopen of we bevonden ons aan een supermarkt te Sancoins. We waren meteen getuige van een brute overval van een oma met winkelkar. Rammend bleef ze de glazen deur bestoken, tot we haar erop wezen dat de winkel nog 10 minuten gesloten was. De gedachte om Pieter de hele middag ‘draden’ te horen zeggen werd Frederik ondraaglijk en hij besloot een ‘plat du jour’ te gaan eten. Wij verorberden voor de ingang van de winkel onze 3de (?) pastamaaltijd van de reis en kwamen tot de conclusie dat er meer mensen ons vriendelijk smakelijk toewierpen dan ons afkeurend bekeken.

Eenmaal de weg weer op had de hitte had Pieter teveel parten gespeeld, toen hij na een 40-tal km uitslaakte bijna in Sint-Amandsberg te zijn. In de eigenlijke dorpskern van Saint-Amand-Montrond aangekomen zegen we neer in het café dat ons er het minst marginaal uitzag. Na een streekbiertje voor de één en een cola voor de ander kwam er een oudere man op ons afgestapt. Vol ontzag vroeg hij waar we vandaan kwamen en waarheen we gingen. Na een lofzang over de kastelen van de Dordogne en een bewieroking van onze heldentocht vroeg hij zich toch vooral af waarom Stan badmintont en niet de NBA-ster van Lokeren is geworden. Met zijn zegen en hernieuwde krachten trokken we er terug op uit.
Vol bewondering nagekeken door onze grootste fan, vatten we onze laatste kilometers van de dag aan. We schoten echter amper nog op en toen we dan ook nog eens verkeerd navigeerden en stapvoets door een bos moesten ploeteren, zakten onze krachten en ook het moraal onder nul. Toen Stan en Sam dan ook een veld zagen net voor alweer een reusachtige klim, werd snel besloten daar onze tenten op te slaan. Met een streepje muziek, een zonsondergang en een fladderende vleermuis werd de zwaarste fietsdag afgesloten. Châteaumeillant, da’s voor morgen.

-SAM-

dinsdag 7 juli 2015

Pelgrims, pintjes en Préméry (112,47 km)

We hadden onze dagmars met moeite aangevangen of we raakten reeds van het rechte pad af, en onder het motto “Wij betalen helemaal nergens voor” bolden we de campingweide af. Aan de overkant verrees voor ons opeens de voetbaltempel van AJ Auxerre, die de avond voordien verborgen gebleven was door het reeds ingevallen schemerduister. Na een kort bezoek aan de fanshop en het wederom breken van de wet door voet te zetten op de tribunes van het stadion verlieten we in allerijl de grootstad, voor de criminaliteit ons volledig in haar greep wist te krijgen.

Wat volgde was een dertig kilometer gezapig fietsen langs het kanaal, waar we duchtig zwaaiden naar de passerende plezierboten van Le Boat, waarmee Sam en Stan de zomer voordien over het Canal du Midi genavigeerd hadden. In Mailly-la-Ville hielden we even halt en spraken we de, althans zo leek het, plaatselijke dorpsgek aan, die ons een alternatieve snellere en mooiere route aanwees, die slechts un peu monter was volgens de vriendelijke man. Dat laatste bleek al snel een grove leugen, maar de boswegen waren, het moet gezegd, inderdaad van mooie aard. Na twintig kilometer afzien sloegen we net voor Vézelay af naar het lager gelegen Saint-Père, waar we ons voorgenomen hadden te dineren. We troffen de dorpskruidenierster net voor het ingaan van haar siësta en schaften ons de nodige opwarmpasta’s en blikgroenten aan; onze kok die middag was Honger. We stelden onze vuurtjes op in het portaal van de kerk, die blijkens de gezichtsloze heiligenbeelden enkele eeuwen geleden een groep meer iconoclastisch ingestelde reizigers over de vloer moest gekregen hebben. Pieter bevriendde een pelgrim die in jaarlijkse etappes van honderd kilometer de weg naar Compostella aflegde terwijl Stan de koelte en rust van het kerkinterieur opzocht. Na dankbaar gebruik gemaakt te hebben van de bedevaarderskraan om onze watervoorraad aan te vullen verlieten we onze schuilplaats om voor de zesde dag op rij de middaghitte het hoofd te bieden.

De kilometers vlogen al bij al vlot onder onze wielen door en omdat het na weer dertig kilometer stilaan kleir zand was dat we spukten, besloten we halt te houden in Corbigny om ons te laven aan een frisse cola en ons avondmaal te verzamelen. Frederik, Pieter en Sam kochten linzen, aardappelen, appelmoes en voor de zekerheid een zak melkbroodjes, die uiteindelijk een ware mascotte zou worden van onze fietsreis. Intussen diende Stan buiten een geïnteresseerde mevrouw van antwoord over ons avontuur, die echter dacht dat we vrome pelgrims waren, een misvatting waar hij haar vergeefs van af probeerde te brengen.

Navigator Sam loodste ons weer dertig kilometer verder Préméry binnen, waar de fietsgps het voor de laatste kilometer overnam en ons naar de camping van de stad gidste. We kochten stroom en wifi, om het contact met de buitenwereld even te herstellen, en stelden onze tenten op op het grasplein. Dat was echter voorzien van een stevige ondergrondse granietlaag waar onze piketten dubbel op plooiden, en omdat er onweders verwacht werden wendden we alles wat iets of wat gewicht had – Fietsen! Helmen! Snelbinders! – aan om onze tentzeilen ’s nachts veilig op de begane grond te houden. Avondlijk vat-vol-energie Frederik racete nog om en weer naar de kebabzaak van het dorp om pintjes te halen terwijl de rest van het gezelschap aan de bereiding van het eten begon op het terras van een van de leegstaande vakantiehuisjes van het domein. Dat ons intussen het bericht ter ore kwam dat Flor, na zijn eerdere adieu aan de fietsreis, ook au revoir had gezegd tegen het tweede luik van de reis mocht de pret niet lang drukken, en al smullend en lachend gingen we de stormachtige nacht in.

-STAN-

maandag 6 juli 2015

Warmençon (122,54 km)

Bij het krieken van de dag bleek de medicijnen- en zalfcocktail ’s nachts wonderen verricht te hebben op Pieters knie en herboren kroop hij terug op zijn fiets. We verlieten de camping van onze taalgenoten en gingen op zoek naar de bakker van Arcis-sur-Aube. Niet voor de laatste keer deze reis bleek de boterkoekenvoorraad al sterk geslonken en werden we genoodzaakt gewoon les tous te kopen. Twee croissants en een hoop minichocoladekoeken was de brandstof waarmee we die ochtend in Troyes moesten zien te geraken. Dat lukte wonderwel, zij het voor een groot stuk langs een drukke baan vergeven van de ronkende vrachtwagens die ons met hun stof- en luchtverplaatsingen onophoudelijk van onze rijwielen trachtten te blazen. In Troyes trokken we naar de Colruyt, waar we eieren, stokbrood, spek voor Sam en een slaatje voor Frederik insloegen. We zochten een park in de buurt op om deze etenswaren soldaat te maken, waar tevens een zwerver vertoefde– al bestaat de kans dat er nu elders op het internet een reiziger schrijft over vier zwervers die hem die middag in het park van Troyes gezelschap hielden.

Het was nog geen twee uur toen we de kruimels van onze picknickdekens schudden en een uitweg uit de stad begonnen te zoeken. Dat bleek een heel karwei, maar uiteindelijk slaagden we er toch in de drukke agglomeratie achter ons te laten. De relatief vlakke wegen leidden ons langs dorpjes waar de tijd figuurlijk en letterlijk, zo verraadden de kerkklokken, leek stil te staan. In één beweging reden we door naar Ervy-le-Châtel, waar we onszelf trakteerden op een welkom ijsje. In het café waar we neergezegen waren werden we verder voor het eerst gewaar dat die hele Tour de France de doorsnee Fransman niet één moer kan schelen, en dat deze zich liever verdiept in de spannende plotwendingen van de paardensport. We zetten onze tocht gestaag verder, tot Pieter even later het heft van de fietsreis in eigen handen nam en afdaalde van de weg naar de rivier Armançon, die zich kronkelend een weg baande door het landschap dat we doorkruisten. Na een frisse duik werd zijn beslissing door ons allen democratisch goedgekeurd en de kilometers die volgden reden we op wolken. Eindhalte Auxerre verscheen al snel aan de einder, die ondertussen reeds de zon had opgeslokt.


Bij gebrek aan een geopende supermarkt gunden we onszelf een restaurantmaaltijd. Eens gezeten lesten Sam en Pieter ongegeneerd hun dorst met de restjes water van de vorige tafelaars en bestelden beiden een spaghettivariatie. Bij gebrek aan vegetarische alternatieven volgde Stan hun voorbeeld, maar alledrie vielen we bedrogen uit en gingen met honger van tafel; Frederik daarentegen had het beter getroffen met zijn kip met frietjes. Een pintje om bij na te kaarten werd na het bezichtigen van de prijslijst - €3,70 - afgeslagen en we gingen op zoek naar de nabijgelegen camping. Die had ondertussen al haar deuren gesloten, maar via letterlijk een klein achterpoortje slaagden we er toch in binnen te sluipen. Onder de licht veroordelende blikken van enkele nog wakkere campinggasten stelden we onze tenten in een hoekje van het terrein achter het struikgewas op. Onderwijl de muggen van ons afslaand en de overgleven ruimte in onze magen opvullend met koekerij namen we ons voor de volgende ochtend te betalen. Misschien.

-STAN-

zondag 5 juli 2015

Kapotte knieën (133,44 km)

De vierde dag zou ons eindelijk op het traject van de "Langs oude wegen"-fietsroute brengen. Gedaan met het omrijden, het geklungel met kaarten en het verkeerd interpreteren van instructies, of althans: dat was wat we in onze ochtendlijke naïviteit dachten. Langs kaarsrechte wegen bezaaid met forten, legerkampen en andere militaire overblijfselen haalden we de eerste uren topsnelheden. Voor het eerst deze reis slaagden we erin een deftig treintje op de rails te zetten. In Mourmelon-Le-Grand maakten we een eerste welverdiende tussenstop. Bijna werden we er opgelicht door de lokale handelaar, maar het aanrekenen van 1500 euro voor een pak water bleek niet meer dan een computervergissing. On fire als we waren, raasden we door naar Châlons-en-champagne, een eerste grote stad op onze fietstocht. Grote steden gaan gepaard met grote invalswegen en deze onveilige situatie gaf ons extra vleugels. Snelheden van 30 km/u waren dan ook geen uitzondering. Door ons helse tempo was het nog iets te vroeg om onze dagelijkse uitgebreide middagstop te houden, dus werd ons bezoek beperkt tot een in-en-out in de plaatselijke supermarkt. Helaas was dit buiten die supermarkt zelf gerekend. Weinig aanbod, immens lange kassarijen en de onmogelijkheid om op een normale manier te betalen. Nog erger, ook sanitair was niet beschikbaar in dit oord des verderfs. Aje moe kakken moeje kakken, dacht Sam, dus werd op zoek gegaan naar een openbaar toilet. Na een eerst vruchteloze queeste, werd de witte porseleinen graal uiteindelijk toch gevonden. De architect van deze kakfaciliteit was fan van een doorgedreven handhygiëne en had de lavabo zo ongeveer boven het toilet zelf voorzien. Het vergde alleszins een zekere mate van slangenmensheid om zich op een elegante manier te defeceren zonder hierbij met het hoofd tegen de wasbak te stoten. Ontlast van onze zorgen, trokken we weer op pad. Tijdens een schaduwrijk rustmomentje een beetje verderop werden we ingehaald door een horde fietsende Mechelaars die zowaar tot Santiago De Compostela wilden rijden. Dappere mannen, zeker in deze hete weersomstandigheden!

Intussen was het ca. 14 uur en begonnen de maagjes toch een beetje te knorren. In Soudé werd halt gehouden en werd onze watervoorraad aangevuld. Omdat we er blijkbaar volledig oververhit uitzagen, kregen we van de vriendelijke bewoners ook nog een zak ijsblokjes, een bij deze temperaturen erg welkome maar helaas erg vergankelijke rijkdom. Het plaatselijke buskotje werd omgetoverd tot een Aziatisch restaurant en we verwenden onszelf op heerlijke noedels. De afwezigheid van de zeevruchtensmaak bewoog Sam tot tranen, al moet gezegd dat de noedels echt wel heeeeeel pikant waren en het lekkende oogvocht misschien hierin zijn oorsprong vond. Naast Aziatisch restaurant bleek het buskotje ook een hotel in zich te herbergen en een erg lange siësta volgde.


Ook na enkele uren bleef de zon maar branden, dus besloot Frederik "full pyjama" te gaan. De enige manier om zijn gevoelige ledematen te beschermen, wat niet wegneemt dat het echt wel een grappig zicht was. Niet alleen de benen bleken na dit middagreces nogal papperig, ook onze navigatieskills waren lichtjes verdoofd. De eerste mogelijkheid om verkeerd te rijden werd aangegrepen en helaas leverde die ons 10 km extra op. Normaal geen probleem voor ons getrainde atleten, maar de knieën van Pieter speelden net iets te veel op om leuk te blijven. Zijn gejammer, geweeklaag, gekreun en gesteun profaneerden het voorts prachtige landschap. De mentale steun van zijn reisgezellen zorgden ervoor dat de eindmeet in Arcis sur Aube alsnog miraculeus bereikt werd. Naast lichamelijke kwellingen, moest hij die dag ook nog enkele geestelijke kwellingen ondergaan, toen de camping in Arcis sur Aube bleek uitgebaat te worden door onze noorderburen. Op zich waren de uitbaatsters de kwaadsten niet, maar iedereen weet dat een Nederlandse campinguitbater even veel andere oranjehemden aantrekt dan de Aube muggen. Intussen te laat om nog proviand in te slaan, werd de avond afgesloten met een portie friet en iets wat voor kebab moest doorgaan. De eerder vernoemde Mechelaars werden voor een tweede keer gespot en de tijd om in de slaapzak te duiken was alweer aangebroken. Net voor het slapen gaan bracht medicijnman Stan nog een speciale zalf en enkele geheime poeders naar Pieters tent, die alle kwaaltjes in de komende nacht hopelijk zouden kunnen wegwerken.

-PIETER-

zaterdag 4 juli 2015

De Groote Oorlog (90,66 km)

Gewekt door de zonnestralen die zich een weg baanden door de gordijnen van ons campinghuisje begon dag drie van onze odyssee. Smakelijk speelden we de koffiekoeken die we de dag voordien besteld hadden bij de sympathieke uitbaatster naar binnen, waarna we nog even de tijd namen een frisse douche te nemen. De zon was echter vroeger op de afspraak dan de vorige dagen en het effect van het koude water was bijgevolg van korte duur. Aldus trokken we onze tweewielers op gang, teneinde ’s middags in Rethel tijdig een schuilplaats te kunnen zoeken voor de warmte.

De route leidde ons door kleine dorpjes en over een steeds groter wordend aantal heuvels. We vroegen de weg aan een chauffeur op leeftijd in een al even oude kleine witte vrachtwagen, die ons vriendelijk de juiste richting uitwees. Niet veel later kwam hij toeterend achter ons aan gesneld met de mededeling dat hij een snellere weg had bedacht, die hij ons met plezier voorreed. Aldus werd ons gezelschap deelachtig gemaakt aan de sinds jaar en dag geheim gehouden sluipwegen van Bossus-lès-Rumigny. In Le Fréty staken Pieter en Stan hun hoofd even binnen in één van de ramen aldaar om water te vragen. Een blij verraste dame onderbrak haar afwas voor ons, vertelde dat ze enkel in de weekends in Le Fréty verbleef en stak ons een hart onder de riem met het bericht dat het dinsdag koeler zou worden. Terug op weg aanschouwden Pieter en Frederik, die de voorhoede voor hun rekening namen, de eerste ree – of was het een giraf? – van de reis. De laatste vijftien kilometer naar Rethel legden we af op een brede, bergachtige, boom- en schaduwloze weg die in de eerste en waarschijnlijk laatste plaats voorzien was voor gemotoriseerde voertuigen. De UV-stralen brandden ondertussen tot diep in de huidporiën van Frederiks armen, die vergeefs probeerde met zijn slipperzolen de verzengende hitte af te weren. Afgepeigerd bereikten we uiteindelijk Rethel, waar we neerzegen in een klein grasveld – en mierennest, zo bleek al snel – dat in het midden lag tussen de Carrefour en de McDonalds, respectievelijk de lunchleveranciers van enerzijds Pieter en Stan en anderzijds Sam en Frederik. Deze laatste trok daarna alsnog naar de supermarkt om er Zijn Pyjama te kopen, in een finale poging de zon te slim af te zijn.

Rond vijf uur besloten we Rethel te verlaten. Stan had echter op icarische wijze ’s middags te dicht bij de zon gereden en zijn krachten smolten als was van hem af. Een zee was niet meteen voorhanden om in neer te storten, maar gelukkig was er wel een berm om een tijdje in te verpozen. Na het binnenspelen van een energiereep trachtten we onze weg verder te zetten, maar het vet leek grotendeels van de soep. We namen ons voor bivak op te slaan in het nabijgelegen Juniville, waar de kaart een mooie blauwe stroom doorheen liet kronkelen. Eens in de, overigens prachtig aangelegde, zomerstad aangekomen was de teleurstelling groot toen de stroom een weinig fris geurende gracht bleek te zijn. Frederik nam daarop nog even een duik in de stadsfontein, waarna we besloten onze dagmars nog een tiental kilometer te verlengen. In La Neuville-en-Tourne-à-Fuy werd ons oog getrokken door een Duits oorlogskerkhof uit de eerste wereldbrand. De soldaten die er hun laatste rustplaats hadden onder de sobere grijze kruisen telden nauwelijks meer levensjaren dan ons en zoals wel vaker gebeurt bij het bezoeken van oorlogskerkhoven greep het aanschouwen van zoveel zinloze verwoeste levens ons bij de keel. Nie wieder! Naast het Duitse kerkhof bevond zich dat van het dorpje zelf, waar we gebruik maakten van de pomp om ons te verfrissen. Na in wederdienst alle bloemen op het kerkhof een slok te drinken gegeven te hebben, merkten we aan het eind van een aardeweg opeens een grote eenzame boom op, met ernaast een klein grasveldje, wat ons prompt weer vrolijk stemde. 



De ondergaande zon over de uitgestrekte belendende graanvelden maakte onze kampeerplaats zo mogelijk nog idyllischer, en na ons te goed gedaan te hebben aan onze vers ingeslagen Franse stokbroden ritsten we ‘s avonds onze tenten met een blij gemoed dicht.

-STAN-

vrijdag 3 juli 2015

Chimay (80,56 km)

De roosjes van de avond voordien werden toch lichtjes stekelig wakker en met kleine oogjes werd de weg richting ontbijt aangevat. Na een stukje boswegel kwamen we vrij snel langs de Samber terecht. Vlak fietsen voor enkele kilometers, helaas zowat de laatste makkelijke kilometers die dag. Na even kwamen we aan bij het mooie vestingsstadje Thuinwaar we de plaatselijke bakker ontdeden van zowat al zijn koffiekoeken. Dat de bakkers op onze route niet voorzien waren op onze grote rennersmagen, zou ook in de toekomst nog regelmatig blijken. Jezus slaagde er dan wel in met 5 broden en 2 vissen een hele mensenmassa te voeden, maar dat waren nu eenmaal geen (vegetarische) sportievelingen...

Eens ontbeten, vatten we het vervolg van de route aan. Pieter vond het vlakke werk nogal soft en negeerde de voorgeschreven route. Als heuse klimgeiten reden we tot de top van Thuin om daar te beseffen dat onze inwendige GPS toch niet Zwitsers van oorsprong was. Omdat omkeren verspilling was van de zuurverdiende hoogtemeters werd een alternatief plan uitgedokterd. Simpel in zijn opzet, helaas minder eenvoudig in zijn uitvoer. Wat Pieter kan kunnen wij ook, dachten Sam en Frederik nog geen 5 kilometer verder, en ook zij voegden een extra beklimming (en extra kilometers) aan onze fietslijdensweg toe. Uiteindelijk kwamen we in de buurt van Ragnies toch weer op de route terecht en aangezien we er de oude Romeinse heerweg mochten volgen, kon nog maar weinig mislopen. Helaas pindakaas, want ook nu weken we weer al te gauw af. Kaartlezen is nog niet zo makkelijk als het lijkt... Na even vonden we de route terug en het vooruitzicht om de meren van L'eau d'Heure - het grootste watergebied van België - te aanschouwen gaf ons nieuwe energie. En toch, alweer liep het fout: ergens een verkeerde afslag, pure domheid, wie zal het zeggen... Geen glimp vingen we op van de nochtans 6,17 km² grote meren. Kniesoren kregen echter geen tijd en gestaag schoten we verder op richting Chimay. Een laatste korte bevoorrading en een eerste met onze bananenschillen versierde boom later, kwamen we aan in Chimay

Aan de supermarkt ontmoetten we twee Nederlandse fietsers (groene valleienroute), maar onze hongerige magen waren vooral geïnteresseerd in eten. Na de pizza van gisteren bleven we ook vandaag in Italiaanse sferen en in het stadspark van Chimay werden de gasvuurtjes voor het eerst bovengehaald. Een (relatief) lekkere spaghetti stilde onze grootste honger en aangezien het focking weirm was, voegden we er naast saus ook siësta aan toe. Veel te vroeg vertrokken we terug, om in de buurt van de abdij een echte Chimay te drinken. Met een Tripel had Sam niet genoeg, dus probeerde hij in de "Auberge de Poteaupré" ook de Bleu uit. 


Aldus lichtjes zwalpend, vatten we het laatste deel van deze etappe aan. Zwalpend of niet, met Sams zicht was niets mis. De wegkant werd met succes afgespeurd naar onfortuinlijke vlinders. Een blauwe weerschijnvlinder had als eerste de eer in Sams collectie te verdwijnen. Onderweg kruisten we ook nog een kudde koeien, en na een armoedige dagtotaal van 80 km bereikten we de gezellige Camping Du Pavillon. De uitbaatster was uiterst vriendelijk en voorzag ons van drank, spijs, wifi en onderdak. Een omgebouwde caravan op een mooi plekje gras zou die avond onze slaapplek worden. In het aanzicht van de honden van de buren kon Frederik niet snel genoeg in de caravan zijn, maar verblind door zijn kynofobie had hij helaas de glazen deur niet gezien. Frederik bezwoer wraak te nemen op het hele dierenrijk en maakte direct heroïsch komaf met een enorme vlieg. Bevrijd van dit vliegend zwaard van Damocles, konden onze vier helden hun tweede nacht rustig ingaan.


We onthouden dat:
- het in Chimay bekendste Lokerse monument de Cherry Moon is
- rare witte vlekken op broeken meestal echt wel veroorzaakt worden door opdrogend zweet
- je voor 750 gram spaghetti echt geen 7,5 liter water nodig hebt
- je er de zetmeelsmaak dan wel moet bijnemen
- lepidopterist een geleerd woord is voor vlinderaar
- Frederik een propere jongen is
- de andere fietsers minder aandacht vestigen aan elementaire handhygiëne
- we met 80,56 km een diepterecord vestigden dat de hele reis onbedreigd zou blijven

-PIETER- 

donderdag 2 juli 2015

Le grand départ (134,21 km)

De dauw had nauwelijks de kans gekregen op te drogen, die eerste donderdagochtend van juli, toen vier fietsers, beladen met enkele kilo’s bagage, rantsoen en tent, hun respectievelijke opritten afploften en de stad der steden uitreden. Het uiteindelijke doel van de reis: tien dagen later, duizend kilometer verder en zesduizend hoogtemeters zuurder aankomen in Orliaguet, een slaperig dorpje in de Franse Dordogne dat we met behulp van nog zeven andere vrienden een tijdelijke bevolkingsinjectie van twaalf procent zouden toedienen. Slaapdronken met onszelf afsprekend om in de toekomst nooit meer toe te zeggen aan plannen die in dezelfde nacht het levenslicht zien als die waarin plechtig afgesproken wordt dra een eigen café te openen, begonnen we onze tocht zuidwaarts.

We, dat waren fietsreisveteranen Frederik, Pieter, Stan en nieuwe rekruut Sam, die met zijn marathonrit van ruim tweehonderd kilometer vorige zomer de smaak van het fietsen te pakken had gekregen. Van de Everslaarstraat, waar we verzamelen hadden geblazen bij de woonst van Frederik, trokken we naar Zele. Indien we daar levend uitgeraakten zou de rest van de trip wel een ware verwenreis worden, lachten we, maar ach, wat waren we naïef. Van Zele ging het van knooppunt naar knooppunt, via de veerboot van oever naar oever en naarmate we de taalgrens naderden van heuvel naar heuvel, tot we uiteindelijk aankwamen in de stad die het toneel is geweest van menig Witseachtervolging, die ons in een niet zo ver verleden steevast elke zondagavond voor de buis gekluisterd hielden. “Halle is ver genoeg”, dacht de binnenband van Pieter die de fietsreisbui al zag hangen, en gaf er sissend de brui aan. Na een korte reparatiesessie streken we neer in het park dat de Halse bibliotheek omringde om er onze voorbeeldig thuis klaargemaakte wielrennerspasta’s te verorberen. Tevens namen we even een kijkje in de bib, waar we kort interesse veinsden voor de nieuw binnengekomen boektoppers en oprechte verbazing toonden voor de plaatselijke zadenbibliotheek, om daarna toch zo snel mogelijk de wc’s op te zoeken.

De voor de rest van de reis niet aflatende hitte had ondertussen al een enthousiaste aanvang genomen en dus gunden we onszelf een lange siësta in het koele parkgras. Echter, de weg riep, en na drie uur zetten we onze tocht voort. In sneltempo legden we een volgende dertig kilometer af langs het kanaal Brussel-Charleroi, tot we aankwamen in de buurt van het Hellend Vlak van Ronquières. Deze wellicht bekendste contradictio in terminis van de Belgische architectuur lieten we links liggen (technisch gezien was het rechts), en via enkele erbarmelijke stukken weg – waarvan de putten van mening waren dat we echt niet zoveel water moesten drinken en Stan ongemerkt een fles afhandig maakten – daalden we verder af in de Ardennen. Nu eens op basis van de wegenkaart, dan weer op basis van de expertise van een bij een blikje Bacardi naar het vredige waterdek turende local kwamen we uiteindelijk aan in Anderlues, wat onze eerste slaapplaats zou worden. We bestelden pizza in een zaak op het marktplein en kregen enkele drankjes van het huis aangeboden – door ons gul beloond met 50 cent fooi bij de afrekening. Tevens kreeg Stan, de aloude techniek toepassend van het beantwoorden van een onbegrijpelijke Franse uiteenzetting met oui en een glimlach, een doggybag met zijn restjes pizza aangereikt om mee te nemen naar zijn tent. Die stelden we uiteindelijk op in een bos niet ver buiten de stad, nadat de plannen om te overnachten in een nieuwbouw – Frederik – en in de berm – Stan – na kort beraad afgeschoten waren. Het trof dat ook de plaatselijke jeugd net die nacht een meeting hield in het bos, net als enkele balkgrage ezels op een aangrenzende weide, en bij uitbreiding elk boswezen dat in staat is een ritselgeluid voort te brengen. Kortom, we sliepen als rozen.

-STAN-