Pagina's

dinsdag 7 juli 2015

Pelgrims, pintjes en Préméry (112,47 km)

We hadden onze dagmars met moeite aangevangen of we raakten reeds van het rechte pad af, en onder het motto “Wij betalen helemaal nergens voor” bolden we de campingweide af. Aan de overkant verrees voor ons opeens de voetbaltempel van AJ Auxerre, die de avond voordien verborgen gebleven was door het reeds ingevallen schemerduister. Na een kort bezoek aan de fanshop en het wederom breken van de wet door voet te zetten op de tribunes van het stadion verlieten we in allerijl de grootstad, voor de criminaliteit ons volledig in haar greep wist te krijgen.

Wat volgde was een dertig kilometer gezapig fietsen langs het kanaal, waar we duchtig zwaaiden naar de passerende plezierboten van Le Boat, waarmee Sam en Stan de zomer voordien over het Canal du Midi genavigeerd hadden. In Mailly-la-Ville hielden we even halt en spraken we de, althans zo leek het, plaatselijke dorpsgek aan, die ons een alternatieve snellere en mooiere route aanwees, die slechts un peu monter was volgens de vriendelijke man. Dat laatste bleek al snel een grove leugen, maar de boswegen waren, het moet gezegd, inderdaad van mooie aard. Na twintig kilometer afzien sloegen we net voor Vézelay af naar het lager gelegen Saint-Père, waar we ons voorgenomen hadden te dineren. We troffen de dorpskruidenierster net voor het ingaan van haar siësta en schaften ons de nodige opwarmpasta’s en blikgroenten aan; onze kok die middag was Honger. We stelden onze vuurtjes op in het portaal van de kerk, die blijkens de gezichtsloze heiligenbeelden enkele eeuwen geleden een groep meer iconoclastisch ingestelde reizigers over de vloer moest gekregen hebben. Pieter bevriendde een pelgrim die in jaarlijkse etappes van honderd kilometer de weg naar Compostella aflegde terwijl Stan de koelte en rust van het kerkinterieur opzocht. Na dankbaar gebruik gemaakt te hebben van de bedevaarderskraan om onze watervoorraad aan te vullen verlieten we onze schuilplaats om voor de zesde dag op rij de middaghitte het hoofd te bieden.

De kilometers vlogen al bij al vlot onder onze wielen door en omdat het na weer dertig kilometer stilaan kleir zand was dat we spukten, besloten we halt te houden in Corbigny om ons te laven aan een frisse cola en ons avondmaal te verzamelen. Frederik, Pieter en Sam kochten linzen, aardappelen, appelmoes en voor de zekerheid een zak melkbroodjes, die uiteindelijk een ware mascotte zou worden van onze fietsreis. Intussen diende Stan buiten een geïnteresseerde mevrouw van antwoord over ons avontuur, die echter dacht dat we vrome pelgrims waren, een misvatting waar hij haar vergeefs van af probeerde te brengen.

Navigator Sam loodste ons weer dertig kilometer verder Préméry binnen, waar de fietsgps het voor de laatste kilometer overnam en ons naar de camping van de stad gidste. We kochten stroom en wifi, om het contact met de buitenwereld even te herstellen, en stelden onze tenten op op het grasplein. Dat was echter voorzien van een stevige ondergrondse granietlaag waar onze piketten dubbel op plooiden, en omdat er onweders verwacht werden wendden we alles wat iets of wat gewicht had – Fietsen! Helmen! Snelbinders! – aan om onze tentzeilen ’s nachts veilig op de begane grond te houden. Avondlijk vat-vol-energie Frederik racete nog om en weer naar de kebabzaak van het dorp om pintjes te halen terwijl de rest van het gezelschap aan de bereiding van het eten begon op het terras van een van de leegstaande vakantiehuisjes van het domein. Dat ons intussen het bericht ter ore kwam dat Flor, na zijn eerdere adieu aan de fietsreis, ook au revoir had gezegd tegen het tweede luik van de reis mocht de pret niet lang drukken, en al smullend en lachend gingen we de stormachtige nacht in.

-STAN-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten