Pagina's

donderdag 28 september 2023

23 juli: San Marino full bloccato

Farra d'Alpago - Nove ● 124,87 km  1105 m

Die blinkende, kraaknette racefietsen. Die fitte, gespierde lichamen. Die uit aders en poriën spattende viriliteit. Maar genoeg over ons, we zouden het over de triatleten hebben. Tegen 9u waren alle deelnemers verzameld op het strand. "Silenzio", kippenvel, een schot, een absolute bestorming van het meer. Toen we zelfs de meest getrainde sporters halverwege het zwemmen forfait zagen geven, wisten we dat we goed hadden gedaan met ons niet in te schrijven.


We permesso'den ons een weg door de meute en vonden onze route. Om tien uur reden we onder beierende klokken Belluno binnen. Het terras was zonnig, de brioches zoet en de rust zondags. We kabbelden verder door de vallei, aan weerszijden omgeven door de Dolomieten. Er was Mel, dat even schattig was als haar naam. Er was Feltre, dat prachtig lag te zijn hoog op een heuvel. En er was een mysterieuze, in fluogroen badende weg. Onze innerlijke geigertellers gingen in overdrive, maar het was echt wel verf.

 



In de Aldi besloot Tim dat het tijd was voor chaos in zijn darmen en kocht een smoothie. Helaas: de fles was voorzien van een kinderslot. Gelukkig was Tim op reis met mensen die dicht bij de 30 aanleunden en die spoedig de aftakeling zouden inzetten en de reis naar het onvermijdelijke einde zouden aanvangen en omzeggens al met één been in het graf stonden, maar wat ik dus eigenlijk wilde zeggen is dat bij ons de dop er in één draai afging. Evenmin een succesaankoop: Tims nieuwe zonnecrème, die bij nadere studie van het etiket anti-verouderingscrème bleek. Toen Tim opnieuw aan de kassa verscheen en de tube toonde, begreep het Italiaanse personeel ook zonder woorden dat dit een uiterst belachelijke aankoop was geweest. Hij kreeg zijn geld terug.

Na de middag was er alleen maar zweet. De zon beukte ongenadig in op onze Muur van Hadrianus aan zonnecrème. De route ging omhoog, de weg werd gravel, en je zal het altijd zien, net dan zal een daas in je billen steken. Wij wilden gewoon een ijsje, wat we kregen waren uitgestorven dorpen die amper nog een naam hadden. 

Voorbij een plek die vroeger een stad was en vroeger Fastro heette, was het eindelijk gedaan met klimmen. En dat gebeurde tamelijk driest. De route gooide ons tweehonderd meter naar beneden, de smalle kloof van de Brenta-rivier in. Bij het eerste café stopten we. Het was een bikercafé. Honderd meter verder was een bar voor mensen die níét weten wat een carburateur is, maar goed, dat zagen we pas toen we weer vertrokken. En zo gebeurde het dat wij een eiland van lycra werden in een zee van leder. En als dat nog niet genoeg was om uit de toon te vallen, dan waren er altijd nog onze fanta's die fel afstaken tegen het bos van halve liters. We bleven niet langer dan nodig.


Op een brug wachtte een hek en een politieagent met zonnebril. Ik kan u verzekeren, beste lezer, dat "San Marino full bloccato" niet iets is wat je een agent dramatisch in zijn politieradio wil horen schreeuwen in een kloof van honderd meter breed, maar dat was dus wat hij dramatisch in zijn politieradio schreeuwde. Oef: de kloof telde twee wegen, en wij reden langs de weg zonder San Marino. 

Nee, wij kregen iets veel beter: San Gaetano. Al bleek ook dat dorp behoorlijk bloccato: op de Brenta was net een kayakrace afgelopen, en die had de hele vallei naar San Gaetano gelokt. We hadden de wedstrijd gemist, maar met de slaloms die we ten berde brachten in de massa hadden we vast en zeker de wisselbeker mee naar België genomen.

De kloof werd breder, de kloof werd breed, de kloof werd Bassano. Het was een stad met een leuke houten brug, maar, zo beseften we snel, die houten brug was het minst leuk voor mensen die zich op de brug bevonden, want daar valt helemaal niets te zien. We reden door naar de supermarkt en verstouwden een pak Mars-ijsjes als aperitief op het avondmaal. 


Dat vonden we in Nove, een dorp dat door een verbijsterend toeval en zonder twijfel door ingreep van hogere machten de zustergemeente van Welkenraedt bleek. Nu vonden wij persoonlijk dat je je pas een zustergemeente van Welkenraedt mag noemen als je in haar kapel hebt geslapen, in haar station hebt gekampeerd en jezelf een indigestie hebt gegeten in haar ijssalon, maar we gaven Nove het voordeel van de twijfel. 

In de avondzon zegen we neer op het terras van een pizzeria, bestelden verfrissing en keken naar de sprint op de Champs-Elysées. En voor de vierde avond op rij trakteerde ik mezelf op een ovengebakken pizza margherita.

De hemel bestaat en ze heet Italië.

(Stan)

22 juli: Permesso

Codroipo - Farra d'Alpago ● 95,64 km  650 m

Ik opende mijn ogen en zag slakken. Het was zo'n ochtend. Zuchtend ging ik aan het werk om de naakte hoopjes slijm opnieuw in het gras te krijgen. Mijn vrienden spreidden intussen buitentent, binnentent, matjes en omzeggens alles wat vocht kan opnemen uit in de ochtendzon in een poging zo min mogelijk onweer mee te nemen op de fiets.

Over een vlak wegdek reden we door de ontluikende hitte. Irrigatiemachines spoten driftig water de omliggende velden in. Tim wipte een zwartrijdende naaktslak van zijn schijfrem. In Fiume Veneto hielden we net zoals gisteren doppio-pauze, en we namen ons voor daar een traditie van te maken. Met uitzicht over het centrale piazza genoten we van onze bebloemsuikerde brioches. Aan de overkant van het plein ging een begrafenis van start. Even schaamden we ons voor onze opgewektheid, maar spoedig vervoegden de kistdragers zich bij ons toen het gezelschap in de kerk verdween. Lachend sloegen ook zij een paar doppio's achterover, om daarna weer sereen en professioneel bij de auto te gaan waken.

We vulden onze drinkbussen bij in het stadsfonteintje en lieten Fiume Veneto achter ons. De volgende halte was Pordenone, waar we terecht kwamen in de immense, stratenlange en drukbevolke markt van de stad. Knap lastig manoeuvreren, maar "Perdone Pordenone" was wel echt superleuk om te zeggen. Het moest trouwens 'Perdono' zijn, zie ik nu.

Na Pordenone nestelden we ons opnieuw in de meewind van de dag voordien en cruiseten geruisloos verder. Tien kilometer werd twintig, twintig werd dertig. Konden we Vittorio Veneto al zien liggen aan de einder? Nee, dat konden we niet. Maar wel: zwarte wolken. Dit kon je niet menen. Onze benen gingen in traumamodus. Onze hoofden combineerden fight en flight in één reflex. Onze pas opgedroogde slaapzakken gilden in onze fietszakken. 

Hijgend stortten we neer bij de supermarkt van Vittorio, kletsnat maar niet van de regen. Binnen vonden we in de bakkerij heerlijke focaccia. In een andere rayon had Tim een medewerkster aangesproken in zijn zoektocht naar Snickers. Of zoals Tim het uitspreekt: Sneakers. Die ontbraken vreemd genoeg in het koekenrek. Wijzend ging hij één voor één de wel aanwezige repen af. "Mars. Twix. Milkyway. Sneakers?". We trokken hem weg en duwden snel een doos Bounty's in zijn handen voor de fronsende vrouw er een paar Allstars in kon steken.

Buiten passeerde een dakloze oude man en gaf ons een schouderklopje. Even krompen we ineen, tot we beseften dat wij pakken smeriger waren dan de man. Dat zou er niet beter op worden, want buiten Vittorio wachtte een helling van vijftien kilometer met op de top Farra d'Alpago en het Lago di Santa Croce.

De beklimming naar Farra d'Alpago wisselde af tussen onbegaanbaar geitenpad en hersendodende autoweg. De route probeerde ons gemotiveerd te houden door felblauwe meren voor onze ogen te bengelen, die steeds groter werden naarmate we stegen. Onze eigen prestaties overschattend dachten we natuurlijk bij elk meer dat we de top bereikt hadden, maar goed, daar kon de route niets aan doen. Volgde achtereenvolgens: mini-Lago del Restello, medium-Lago Morto, en dan mega-Lago di Santa Croce als magistrale hoofdprijs.

We daalden af en klopten aan bij de camping van het meer voor een standplaats, en vooral, een douche. De uitbater waarschuwde ons dat er de volgende ochtend een kwarttriathlon zou plaatsvinden en dat die mogelijk over onze route zou lopen. Geen zorgen, zeiden we, wij vinden het helemaal niet erg om de weg te delen, maar dat was niet was hij bedoelde. We zochten een plekje en namen hoogte van onze buren. Er waren natuurlijk Nederlanders, die vrolijk hun fietspomp aan ons uitleenden. Er was een man die ons meteen zijn campingstoeltjes aanbood. En er was een man die zijn hele camper had overspannen met netten tegen de elektrische straling. Daar moesten we misschien niet tegen praten. 

Geen buur, maar wel erg aanwezig: een meisje dat rondjes reed op de camping en tegen iedereen die zich op het gangpad durfde te begeven 'permesso' riep. Dat is ongeveer Italiaans voor 'pardon, mag ik passeren'. Maar hoe langer we haar observeerden, hoe zekerder we er van waren dat het obstakelloos fietsen haar gestolen kon worden. Dit meisje wilde gewoon graag 'permesso' zeggen. Hoe trager en pedanter, hoe liever. Waar je je ook bevond op de camping, ergens galmde wel die 'permesso', en om heel eerlijk te zijn, beste lezer, soms hoor ik ze nu nog.

We begaven ons naar de sanitaire blok en keerden terug naar onze tenten toen we vaststelden dat dit een ellendige breng-uw-eigen-wc-papier-camping was. De douches waren al even gul met een muntstuksysteem, al bleek Frederik in zijn eindeloze douche het happy hour getroffen te hebben. Ik was mijn douchehanddoek sowieso in België vergeten, en nu bleek ook mijn herbestemde keukenhanddoek spoorloos. Maar, beste lezer, ik kan u intussen het heuglijke nieuws melden dat hij terecht is.


Fris gedoucht verzamelden we op het terras voor het aperitief. Het was het soort gammele plastieken-stoelen-terras dat je bij een camping zou verwachten. De prijzen waren er niettemin erg laag en wij waren erg moe, dus besloten we gewoon ter plekke te eten. Maar we hadden de populariteit van de zaak onderschat. Naarmate de zon zakte, vulde het terras zich met alle campinggangers, Farra d'Alpago'ers en een delegatie uit Vittorio Veneto. We meenden zelfs de kistdragers uit Fiume te herkennen. En iedereen had natuurlijk een reservatie buiten wij. Van het terras werden we verplaatst naar de eetzaal, van de eetzaal werden we even algeheel uit de zaak gezet om daarna toch weer een plekje op het terras te krijgen. Hoe het eten geweest was, vroeg de ober later. "Muy bien", zei Sam, en de man deed beleefd alsof zijn terras inderdaad in Spanje stond.

We genoten van het laatste uur avondzon. In de achtergrond boorde een kind zich met fiets en al in de struiken - helaas zonder eerst 'permesso' te roepen. De pintjes waren intussen dikke vrienden geworden met onze vermoeidheid, en we begonnen ernstig een deelname aan de kwarttriathlon te overwegen. Een kilometer zwemmen? Kijk, zo lang was dat 25-meter-brevet nu ook weer niet geleden. Vijf kilometer lopen? Dat moest minstens de afstand geweest zijn tussen de tent, de wc-papierloze toiletten, de tent en de wc-papierloze toiletten. En veertig kilometer fietsen? Hilarisch.

Gelukkig was dapperheid geen discipline. De volgende ochtend stonden we aan de start als toeschouwers.

(Stan)

maandag 18 september 2023

21 juli: Doppio por favor

Deskle - Codroipo ● 102,69 km  259 m

Nog meer dan het grensbord vertelden de cipressen dat we in Italië waren. Een fietsostrade had ons vlot de Sloveense grens over geleid. Er was zelfs een kraantje geweest om de slaap uit onze ogen te spoelen. De één had al meer werk dan de ander: waar wij dachten dat de trein van gisteren de laatste was geweest tot de stilte 's ochtends opnieuw genadeloos aan stukken was gescheurd, was Tim er rotsvast van overtuigd dat de nacht uit een eindeloze processie wagons had bestaan.

Hoog tijd dus voor suiker en caffeïne op Italiaanse wijze. In een bar in Gorizia lieten we de dos cervezas achterwege maar bestelden toch brioches en espresso doppio's, por favor. Al even Italiaans als ons Italiaans waren de wc's. We wisten niet meer waar we ze het laatst gezien hadden. Was het in die laatavond-docu over barbaarse praktijken in Guantanamo? Of was het toch in de martelkamer van het Gravensteen? Enfin, laten we zeggen dat het weerzien met de Franse wc niet hartelijk was. 

Eenmaal buiten Gorizia reden we al snel langs dure landhuizen, lange oprijlanen van witte kiezel en wijngaarden die zich uitstrekten tot zover het oog reikte. Het was een zinnelijk landschap van ontelbare aanzwellende druiven, langzaam op weg naar duizenden flessen en miljoenen monden.

Onze Triglav-benen trapten door boter op de Po-vlakte. Geholpen door meewind hadden we al voor de middag de 60 kilometer naar Udine verteerd. Op het Piazza della Libertà gingen we Romeins aanliggen voor een copieuze maaltijd van verse mozarella, pasta, lasagne, calamares en tomaten zo dik als hoofden. Boven ons pakten zich dikke wolken samen, en spoedig konden we weer ondervinden hoe belachelijk luid donder eigenlijk is als het niet veilig is weggestopt achter baksteen en isolatieplaten. We raapten etensresten samen en vluchtten naar een zuilengalerij. Het was er droog, er was plaats voor een uitgestrekt dutje, en tussen ons gezegd en gezwegen, beste lezer, de toestand van Jans sokken had de optie van een indoor schuilplek eigenlijk onmogelijk gemaakt.

Het onweer was Udine na twee uur eindelijk beu en ging op zoek naar een nieuwe prooi. Besloten werd om eerst nog even een terras aan te doen, en zo kwamen we terecht bij een caféhouder die enthousiast de terugkeer van de zon wilde vieren. Een kwartier van espresso's, Italiaanse schlagers en luide stampers later was elk spoor van slaap uit ons lichaam verdwenen. We reden opnieuw het landschap van de voormiddag in, deze keer onder een blauwe hemel. Modderige gravelsporen en een ondergelopen tunnel verhinderden niet dat we snel in Codroipo stonden, de stad waar Jan ons zou verlaten. We bestelden een ijsje, likten het op, en gingen onmiddellijk opnieuw in de rij staan. Een kind kreeg die keuze niet en werd krijsend weggesleept door zijn moeder.

Frederik opperde om onze eerste avond in Italië te vieren in Kebab Istanboel, en u kan zich nu onmogelijk voorstellen hoe serieus dat voorstel was. Zijn suggestie werd door ons Codroipo uitgelachen, en de fietsgoden berispten hem met een lekke band. 

Even later nestelden we ons op het terras van Pizzeria Ermes voor een echte Italiaanse maaltijd en een echte Birra Amoretti. De volle 66 centiliter, waarmee we onze nacht hypothekeerden. Want zoals elke kampeerder weet betekent één pintje een priority ticket naar dromenland, en twee pintjes 's nachts opstaan in nat gras en waar zijn die slippers in godsnaam gebleven en daarnet in het licht was het hier precies toch gezelliger en wat is al dat geluid hier eigenlijk moeten die dieren niet slapen en zijn dat nu ogen die ik zie in de struiken en snel terug in de slaapzak die natuurlijk kletsnat is nu van het gras en waarom moest dat tweede pintje nu weer zo nodig serieus behéérs u toch eens, enfin, gedoe, maar het was Jans laatste avond dus werden het er twee.

We namen afscheid en reden de stad uit op zoek naar een slaapplek. Na een aantal valse landingen streken we neer in een klein bosje. In de verte werd de dromerige avondlucht verstoord door bliksem. Prachtig, vonden we, tot we beseften dat de bliksem bewoog. Ze kwam dichter. In paniek stelden we onze tenten op, Sam brak een stok, ik liet vijf muggen binnen. Helaas: het onweer had ons te pakken. Kletsnat en onder de steken gingen we slapen.

En ik ben echt zeker dat ik die nacht in de struiken ogen heb gezien.

(Stan)

20 juli: Pizzerija Marija

Trenta - Deskle ● 75,22 km  805 m

De campingautomaat produceerde een betaaltoon, een klik en een heerlijke espresso. Met zicht op de maagverschrompelende reuzen van de Triglav nipten we het zwarte goud naar binnen. Ook enigszins maagverschrompelend: de dode schorpioen die we net hadden gevonden in de toiletten. Wikipedia suste, de Alpiscorpius gamma was volstrekt ongevaarlijk.

Niettemin verdachtte ik het beest er al snel van zijn angel in mijn band geboord te hebben. Na nauwelijks vijf kilometer liep hij hobbelend leeg. Op een oprit hielden we de reparatiesessie kort en krachtig, te meer omdat enkele Slovenen ons kwamen aanmoedigen met honden en "This is private property".

Het hoogteprofiel van onze fietsreis was dit jaar kort samen te vatten. Eerst 150 kilometer stijgen en dalen, dan de eenzame hoogte van de Vrsic, en dan een eindeloze glijbaan tot in Italië. Maar, zo bleek, die glijbaan had zijn beste tijd gehad. Ze zat vol blutsen en builen, was voorzien van een paar aftakkingen die nergens heen leidden, en – extra problematisch – weigerde koppig naar beneden te gaan.

Het begon nochtans goed met schitterende, inktzwarte asfaltbanen die gisteren aangelegd leken. Of eergisteren, ik heb geen idee hoe lang asfalt moet drogen. In de rotswanden zagen we klaterende watervallen. Plots volgde er echter een hangbrug, die leidde naar een gravelpad. Jan stoof opnieuw de afslag voorbij, maar toen het gravelpad er halverwege de brui aan gaf bleek zijn keuze de juiste. Na een omweg via Bovec kwamen we weer op de route. Opnieuw verscheen er een verdacht uitziende gravelafslag, maar oef, een oudere dame en heer kwamen van achter de bocht tevoorschijn.

Wat volgde was kilometers lang dokkeren over het soort stenen dat ze tussen de rails gooien. De weg leek bovendien recent omgeploegd, of op zijn minst gebombardeerd. Niet plooien, dachten we, wat een koppel stationsfietsen kan, kunnen wij ook. Tot het ons begon te dagen: die mensen waren omgekeerd toen ze de staat van de weg hadden gezien. Bij de eerste hangbrug over de Soca evacueerden we.

Na de lunch in Kobarid viel het eten en de hitte als een baksteen op onze helm. We wilden zwemmen, en wel nu. We stopten bij een bosje, kropen door een bedoornd pad en daar vonden we haar. De Côte d'Azur in rivier-uitgave, de rivier die als kind in een ketel chloor is gevallen, de kleur blauw zoals ze oorspronkelijk bedoeld was. De Soca. Dat het water net boven vriestemperatuur is vertellen ze je er natuurlijk niet bij in de brochure, en centimeter per centimeter trachtten we een thermische shock te vermijden. Mocht u op 20 juli gegil en gegiechel hebben gehoord, sorry, dat waren wij.



Even later volgde weer een confrontatie met onweer. Niet dat we er opnieuw in zaten, gelukkig niet, maar we zagen de nasleep. Overal lagen kerngezonde bomen schrijlings over de weg. De singletrack in Tolmin was al helemaal voer voor kettingzagen. Nee, in dit land huisden geen Vlaamse huis-, tuin- en keukenstormen, dit waren krachten uit een andere wereld. Houdini-gewijs zochten we ons een weg door de bladeren, takken en stammen.

Bij een kraantje naast een voetbalveld maten we onze schrammen op. Drie jongens waren er hun beste stilstaande fases aan het oefenen, hun keurige bongiorno's verraadden dat we dichter kwamen bij Italië. De bal vloog over het hek en belandde voor mijn voeten. Stress, dat begrijpt u, maar de jongens bespaarden mij de vernedering van een wilde trap richting Chandrayaan-3 door haastig zelf om de bal te komen.



Het bleef omhoog en omlaag gaan op onze intussen uitsluitend theoretische glijbaan. Bij de ondergaande zon bereikten we eindelijk Deskle. Ideaal: het was 18u, en de supermarkt was open tot 19u. Tot we voor de deur stonden. De zaak was toe. Dat maakten we ook met handen en voeten duidelijk aan een aanslenterende grootmoeder, maar de vrouw bewees ons fronsend het tegendeel door te trekken in plaats van te duwen.

De fruitafdeling van Sloveense supermarkten was net zoals bij ons voorzien van een weegschaal. Bij gebrek aan fruitfoto's op het scherm was het echter een raadsel hoe je de juiste sticker op het juiste fruit moest krijgen. Ik vroeg een andere klant om hulp, dezelfde Sloveense grootmoeder als daarnet, en die hielp me met de glimlach. Ik bedankte haar en ging verder, maar de vrouw had haar conclusie gemaakt: deze man was nog nooit in een supermarkt geweest. Even later kwam ze mij een mandje geven, ging met haar vinger de rayons af en wees ten slotte naar de kassaband. Met mijn mand vol vernedering en vijf bananen begaf ik me naar de kassierster. De vrouw keek trots toe.

De pizzeria van de stad zat in een identiteitscrisis: op sommige dagen was hij een bar, op andere dagen een pizzeria. Vandaag was hij een bar. Gelukkig zaten de vibes goed in Deskle, en toonde de uitbater ons het beste van wat de concurrentie te bieden had. Dat was Pizzerija Marija hoger op de heuvel. Wij begrepen Marija niet, en zij ons niet, maar Marija was het soort gastvrouw waarbij je meteen wist dat je maaltijd veilig was. Zo geschiedde. De pizza's waren verfijnd, overheerlijk en groot als fietswielen. We lieten een amfoor witte wijn aanrukken, proostten op de avondzon en werkten af met een frisse citroensorbet.

Na Marija gedag gewuifd te hebben gingen we op zoek naar een wildkampeerplek. Een local wees ons richting een plekje bij de rivier, dat afgelegen genoeg was om de nacht door te brengen. Nauwelijks stonden onze tenten recht of we wisten waarom hier nog geen huis stond: vijf meter boven ons, verstopt in de struiken, reed een goederentrein voorbij met het lawaai van een straaljager. We duwden onze oordoppen diep en gingen slapen. 

(Stan)


maandag 4 september 2023

19 juli: Vrsic veroveren

Bled - Trenta ● 65,01 km  1529 m

Eindelijk leek Bled op het echte Bled van Google Afbeeldingen. We bewonderden het water waar Jan die ochtend een frisse duik in had genomen, en we beklaagden ons dat we niet over dezelfde dapperheid hadden beschikt. Het ging immers weer omhoog, altijd maar weer omhoog, onder een lome ochtendzon.


Na een tiental kilometers reden we het Triglav Nationaal Park binnen. Gigantische bergen kwamen in een enthousiaste omhelzing op ons af. Het echte klimgeweld bleef voorlopig uit, en we schreden voort aan een stijgingspercentage dat te laag was om enige verticale vooruitgang te zien in het landschap, maar hoog genoeg om onze trainingsarbeid, voedselinname, bandendruk en algemene plaats in deze wereld in vraag te stellen. 


Het vals plat kwam ten einde op een kruispunt waar een nieuwe weg werd aangelegd. Op een rolwagen nam de chef pauze. Ongerust volgde hij ons gesprek en vooral de bijhorende handgebaren. Elke keer we in de richting van zijn nog nastomende werk wezen leek de man zich te verslikken in zijn thermoskoffie. En verschoning, beste lezer, toen we dat door hadden staken we nog een paar extra wijsvingers in ons gesprek. We herstelden ons karma enigszins door de man te feliciteren met zijn vakwerk en sloegen onze eigen, asfaltloze weg in.

Het supermarktteam wist in Mojstrana burek te veroveren, een Sloveense lekkernij op basis van deeg, kaas en spinazie. We luisterden de maaltijd op met bosbessen en reden verder naar het westen. Een tot fietspad herbestemde spoorweg bracht ons vlot tot in Kransjka Gora. Boven de stad torende het Triglav-gebergte uit, en, al even verontrustend, een asgrauwe hemel.


Bij een espresso overlegden we wanneer we de Vrsic best zouden aanvangen. Een oude man luistervinkte ons gesprek en raadde ons de beklimming af. Er kwam een storm aan, zei hij, en haalde een arsenaal weer-apps boven om zijn punt te bewijzen. We zagen alle kleuren van de hel, maar konden er ons weinig bij voorstellen. Ach, dachten we, het was wellicht overdreven boomer-ongerustheid.


Vijf minuten later bestond het terras niet meer. Onze koffietassen waren versplinterd, de tafels vlogen rond als ufo's en de vuistdikke parasolmasten braken als rietstengels. De bergen verdwenen achter een agressieve waterval. Sam had het hele gebeuren gemist op de wc en sprintte ongelovig door de apocalyps naar het afdak van de supermarkt, waar we naartoe gevlucht waren. Gisteren had ons nederigheid geleerd tegenover het Sloveense landschap, vandaag leerde ons nederigheid tegenover het Sloveense weer.

Terwijl het onweer Kransjka Gora te lijf ging lunchten we op een bank. Jan en Sam kochten een koebel die Frederik aan zijn sleutel kon hangen, opdat elke Sloveen zou weten wie in de groep zijn sleutel was kwijtgeraakt - en ook wel een beetje zodat dat niet opnieuw zou gebeuren. Tim en Jan zetten hun beste ik-hoor-hier-thuis-blik op en bezochten de wc's van het plaatselijke hotel. Een chauffeur kwam tot vlak voor de supermarkt gereden om zijn vrouw droog af te zetten, alleen maar zodat die laatste kon uitstappen in een diepe plas. Hilariteit bij alle schuilers.


Langzaam rolde het onweer Kranska Gora uit en werd de hemel weer blauw. De kust leek veilig voor de beklimming. We keken in elkaars ogen en zagen het. Het was angs...ik bedoel, het was grinta. Vastberadenheid. The eye of the tiger. Dit was ons moment. Hiervoor hadden we getraind, hiervoor hadden we afgezien, hiervoor hadden we offers gebracht. Twee volle dagen lang.

Het smalle gravelpad uit de stad eindigde in een ontwortelde boom. We scheurden spieren en shirts en baanden ons een weg door de takken. Op het eind van het pad stond een bordje. Weg onbegaanbaar. Dat verklaarde een en ander. Maar nu hadden we zicht op asfalt, kronkelend voor ons uit, en in de verte, verheven boven de stervelingen van de vallei: de Vrsic.

Mijn gemsen van vrienden stoven de berg op terwijl mijn tempo het toeliet rustig de omgeving te schouwen. Er was een monument voor 400 Russische krijgsgevangenen die omgekomen waren bij de aanleg van de bergpas. Dat beloofde weinig goeds. Er waren wandelaars die voor mij klapten. Awkward. En er waren bochten, veel bochten, waarin ik aan 6 per uur naar boven draaide. De haarspelden zelf waren aangelegd met kasseien, wellicht voor het remmende effect. Nu vormde uit de bocht vliegen geen onmiddellijk gevaar voor mij, maar ik apprecieerde de bekommernis van de bouwers.

Op zo'n 200 meter voor de top liet de weg de keuze om verder te gaan op asfalt, of een kleiner gravelpaadje naar de top te nemen. Ik koos voor de tweede weg. Onderweg bereikten mij motiverende foto’s van het lekkers dat mijn vrienden op de top hadden aangetroffen - frisse halve liters (Sam en Jan), mierzoete Fanta (Tim) en, schaamteloos, calippo's (Frederik).


Het gravelpad stopte eindelijk met klimmen op 1688 meter en een fameus uitzichtpunt. De asfaltweg daarentegen had gepiekt op 1611 meter. En nu wil ik niet per se benadrukken dat ik zo 77 meter hoger ben geklommen dan mijn kameraden, maar omdat u hier enkel de waarheid, de volledige waarheid en niets dan de waarheid terugvindt lijkt het me toch belangrijk dat te vermelden.

Ik daalde 77 meter af en trof mijn vrienden op het terras. Het was hoog tijd om de berg te verlaten, want de lucht kreeg stilaan opnieuw de kleur van inkt. "Vrsichtig in de afdaling, he", zei Frederik, en toen lachten we en lachten we. Dat is bijna te gevat om echt waar te zijn, hoor ik u denken, en dat was het ook: Frederik kwam pas 24 uur later met die woordspeling op de proppen. Maar ik zet hem hier, zodat hij niet verloren valt zoals in het echt het geval was.

Afdalen. Het waren 25 haarspeldbochten omhoog geweest, en dus waren het er nu 25 naar beneden. Bocht 26, 27, 28. Dat wegdek was lang niet zo slecht als ons door wielertoeristen was verteld. 34, 35. Vast achter een blauwe Tesla Model 3. Werkelijk alles moet die Musk verpesten tegenwoordig. 42, 43. Onze handspieren twijfelden tussen veel te veel voelen en niets meer voelen. 48, 49, 50. De eerste druppels sisten op onze schijfremmen. 50. Was dat nu een tweede keer 50? Vrij zeker van wel.  


Beneden remden we voluit en vluchtten een kapel binnen terwijl het buiten begon te hozen. Jan bracht een offer aan de fietsgoden door zijn fietspetje te vergeten op een kerkbank. In Trenta verlekkerden we ons op een Italiaans restaurant. Helaas: de zaak zat vol, was voorzien van een lange wachtrij en bovendien ook van een onvriendelijke uitbater. Iets verder in de vallei was gelukkig nog een eetgelegenheid. Ook vol. Maar hier deed de uitbater er alles aan om ons ter plekke te houden. Het is te zeggen, terwijl we wachtten op een bank duwde hij ons een groot glas bier in de handen. Maar dat was meer dan voldoende.

Even later konden we onze vrsuurde benen (hij was werkelijk niet te stoppen, die Frederik) onder tafel schuiven. Blijkens de kaart was het restaurant in alle keukens thuis, en u weet net zo goed als ons, beste lezer, dat een restaurant dan doorgaans in geen enkele keuken thuis is. Niettemin verstouwden we de bonte verzamelbordjes cannelloni, haloumi, maïs, calamares, sla en polenta met het genot van een sterrenmaaltijd. De extreem gastvrije eigenaar dwong ons bijna om ondertussen onze apparaten op te laden. Dankbaar versierden we het restaurant met bengelende batterypacks. Elektronisch betalen ging dan weer niet, een boodschap die de man telkens met dezelfde grap mededeelde aan zijn klanten: "Cash or work".

De vierde keer was voor ons. We kozen cash en zochten een camping.

(Stan)

18 juli: de fiets van Jancellara

Skofja Loka - Bled ● 43,41 km  1296 m

Op een ladder stond een jobstudent de rekken bij te vullen. Zijn bezwete voorhoofd verraadde dat het zijn eerste dag was, en dan moest hij ook nog eens de kassa zien te runnen. Na vijf minuten merkte hij dat daar een klant wachtte met vijf flessen water. Het zou nogal een willekeurige inleiding zijn mocht die klant Andrej uit Skofja Loka blijken, dus voor de dag ermee: het was ik. De ochtend was amper een paar uur oud, maar eiste nu al nieuwe drinkbussen.

Het werd er niet beter op toen we ons maïsveld na één kilometer al moesten inruilen voor een berg. Zwetend hijsten we ons omhoog langs schielige dorpjes en verschroeiend asfalt. Boven op het plateau wachtte gelukkig opnieuw een magistraal uitzicht, dat we bij een mueslireep gretig tot ons namen. Minder fan van de hoogte: onze gps, die ons een bospad instuurde dat al gauw oploste tussen de dennennaalden. We waren verdwaald.

Door de bomen zag Frederik opeens een heel specifiek minibusje met een heel specifieke chauffeur. Voor alle duidelijkheid, beste lezer, wij waren omzeggens letterlijk op zoek naar een weg, laat staan dat er een autoweg was, laat staan een minibusje. Maar Frederik was er zeker van, dus waren we blij dat hij bij de volgende pauze een banaan at. Dat hij de schil vanop twee meter óp in plaats van over een kapel keilde baarde ons dan weer enigszins zorgen.

Ons een weg banend door de takken droegen we onze fietsen de steile heuvelwand af en vonden de weg die de gps bedoeld had. In de verte wachtte al een nieuw klimmetje. Omdat ik veruit de zwakste klimmer ben nam ik al wat voorsprong. Enkele Sloveense wegenwerkers gaven me een koninklijke ontvangst door denappels weg te vegen voor mijn wielen. Een kruispunt had zowel een gladde asfaltafdaling als een steile gravelklim in de aanbieding. Helaas voor ons koos de route dus voor die laatste. Ik sloeg af, en zoals verwacht passeerde spoedig Sam, en daarna Tim, en daarna Frederik, en daarna...niemand. Jan. Waar was Jan?

Het duurde even voor het Sloveense telefoonnetwerk een opsporingsbericht toeliet, maar uiteindelijk konden we contact maken. Jan was met het zicht op de prachtige afdaling zijn gps uit het oog verloren en de vallei ingereden. Het leek ons zinloos dat hij de klim opnieuw zou doen. Vijftien kilometer verderop, in Kamna Gorica, zouden we lunchen, en we spraken af met Jan elkaar daar te treffen. Want hoe lang kon vijftien kilometer tenslotte duren?

Maar ons brein was natuurlijk getraind op Vlaanderen. Wanneer je daar verkeerd rijdt, dan neem je wat verder gewoon een andere afslag. Volstrekt onnodig om terug te keren. En dat leek ons in Slovenië ook het juiste plan. Maar dit was een land van bergen en dalen. Dit was geen landschap dat je een route kon opleggen, hoogstens kon je een route suggereren, en dan nog zou het landschap er eerst wel eens goed over nadenken of je ter bestemming zou geraken.


En dus moest Jan, leerden we later, uiteindelijk toch weer terug. De mooie afdaling op, het gemiste gravelpad in. De vlotte vijftien kilometer verliepen evenmin zoals gepland. Naarmate we op het pad vorderden, haalden boomwortels steeds driester uit naar onze achterwielen. Waar onze gps een tweesprong toonde, toonde het bos - ta da! - drie paden. Steentjes werden rotsen, pointillisme werd kubisme. Trappen werd stappen. Die armzalige vijftien kilometer duurde een uur, en dan twee uur, en toen we de laatste druppels uit onze drinkbussen knepen, besloten we: deze berg zou Jan op zijn eentje niet overleven.

Uitgeput, uitgedroogd en onder de schrammen kwamen we eindelijk tevoorschijn uit het bos. Net toen we hem wilden adviseren om tijdig water in te slaan, sms'te Jan zelf. We maakten ons klaar voor een vers rampscenario, nog donkerder, brutaler en Hollywood-waardiger dan alle vorige die we bedacht hadden, maar Jan vroeg of we toevallig iets nodig hadden uit de supermarkt - die ging immers binnen vijf minuten sluiten.

Was het briljant kaartleeswerk, een verborgen tunnel of een geval van de fiets van Jancellara, het kon ons in de opluchting gestolen worden. De dag klaarde nog meer op toen we in een rotsflank een kraantje aantroffen. Vergeet crack en heroïne, als er één drug is die je geheid naar de hemelste der sferen brengt dan is het wel ijskoud water bij hevige dorst. Na twee drinkbussen ad fundum waren we misselijk, maar dat mocht de pret niet drukken.


We sleepten onze waterbuiken naar Sint-Primoz, een kerkje dat - of course - op het eind stond van een trap, een geitenpad en een heuvelrug. Een bordje leerde ons dit keer waarom: eeuwenlang hadden de Sloveense kerktorens gedubbeld als vuurbakens. Die werden in een ketting ontstoken zodra er een inval plaatsvond uit het Ottomaanse Rijk. "Gondor calls for aid", galmde prompt door ons hoofd, "And Rohan will answer". Kippenvel en prikkende ooghoeken, dat begrijpt u, en even raakten we vervuld met de drang om zelf een signaal de vallei in te sturen. Uiteindelijk gebruikten we gewoon WhatsApp, want het was maar de vraag of Jan "Gewoon wat brood en kaas, en misschien een chocomousseke" uit onze vlammen had kunnen afleiden.

Op een bankje aan de supermarkt wachtte Jan te midden van een overladen lunch. Er waren stokbroden, kaas, druiven, yoghurtjes en een splinternieuw dessert uit de stal van Kinderchocolade. In het midden van het dorp stond een grote linde met een bank rond haar stam, waar de Kamna Goricanen siësta plachten te houden. Maar niet vandaag, vandaag was het onze beurt. We eisten ook de toiletten op in het cultureel centrum, waarvan de deuren opengebleven waren. Even later kwam de conciërge ze op slot doen. Helaas voor dit verslag was ik toen een minuut buiten.


We doneerden waterflessen aan enkele lokale sporters en dompelden onze fietstruitjes onder in de ijskoude rivier. Die volgden we tot een brug ons een mooie oversteek en groepsfotomoment gunde. In een dorp passeerden we twee kinderen die op elkaar aan het inhakken waren met ijzeren zwaarden. Nu weet ik niet hoe u bent opgevoed, beste lezer, maar mocht ik vroeger zijn thuisgekomen met twee laatmiddeleeuwse slagwapens en mijn broer hebben uitgedaagd tot een duel, dan waren die sneller geconfisceerd dan een privéfabriek in de Sovjet-Unie. Niet zo in Slovenië, waar de moeder rond haar vechtende kroost danste en aanmoedigingen schreeuwde als stond de Sloveense troon op het spel. We lieten de deleted scene uit Gladiator achter ons en reden naar Bled.

Bled is het meest postkaart-fähige stadje van Slovenië wegens de aanwezigheid van een meer met in het midden een kerk. Zonder brug, of wat dacht u. Maar je zal het altijd zien, als je zelf die postkaart wil bezoeken, blijkt die verloren in de post. Wij waren niet de enigen die in Bled waren aangekomen: een storm was dat ook.

We haastten ons naar de enige camping van de stad, gooiden de monopolieprijzen op de toonbank en repten ons naar de sanitaire blok. De tent opzetten was voor later: terwijl het onweer de stad geselde legden we beslag op de douches en stopcontacten. Een kleine opening in het wolkendek liet toe de campingbar aan het meer op te zoeken. We spoelden de dag door met burgers en bier.


In het duister zochten we een vrij plekje en rolden ons tentmateriaal uit. Dat Frederik net dát moment uitkoos voor de traditionele ik-ben-mijn-fietssleutel-kwijt-sketch was suboptimaal, maar goed, dan waren we er meteen vanaf voor de reis. Zaklampen aan en zoeken maar. Omdat voorgaande zoektochten steevast eindigden met "Ah wacht, hij zit in mijn broekzak", was het best verfrissend dat Frederiks sleutel effectief kwijt was, en pas moeizaam tevoorschijn kwam uit het gras.

"Dat is toch geen tent meer, joh". Vanuit hun eigen zeildoeken Versailles bescheurden onze onvermijdelijke Nederlandse buren zich over onze eenpersoonstentjes. Maar dat kon ons niet schelen, want wij dachten al aan morgen. Wij dachten aan het plan, het doel, de missie. Wij dachten aan de Vrsic.

(Stan)