Pagina's

donderdag 2 juli 2015

Le grand départ (134,21 km)

De dauw had nauwelijks de kans gekregen op te drogen, die eerste donderdagochtend van juli, toen vier fietsers, beladen met enkele kilo’s bagage, rantsoen en tent, hun respectievelijke opritten afploften en de stad der steden uitreden. Het uiteindelijke doel van de reis: tien dagen later, duizend kilometer verder en zesduizend hoogtemeters zuurder aankomen in Orliaguet, een slaperig dorpje in de Franse Dordogne dat we met behulp van nog zeven andere vrienden een tijdelijke bevolkingsinjectie van twaalf procent zouden toedienen. Slaapdronken met onszelf afsprekend om in de toekomst nooit meer toe te zeggen aan plannen die in dezelfde nacht het levenslicht zien als die waarin plechtig afgesproken wordt dra een eigen café te openen, begonnen we onze tocht zuidwaarts.

We, dat waren fietsreisveteranen Frederik, Pieter, Stan en nieuwe rekruut Sam, die met zijn marathonrit van ruim tweehonderd kilometer vorige zomer de smaak van het fietsen te pakken had gekregen. Van de Everslaarstraat, waar we verzamelen hadden geblazen bij de woonst van Frederik, trokken we naar Zele. Indien we daar levend uitgeraakten zou de rest van de trip wel een ware verwenreis worden, lachten we, maar ach, wat waren we naïef. Van Zele ging het van knooppunt naar knooppunt, via de veerboot van oever naar oever en naarmate we de taalgrens naderden van heuvel naar heuvel, tot we uiteindelijk aankwamen in de stad die het toneel is geweest van menig Witseachtervolging, die ons in een niet zo ver verleden steevast elke zondagavond voor de buis gekluisterd hielden. “Halle is ver genoeg”, dacht de binnenband van Pieter die de fietsreisbui al zag hangen, en gaf er sissend de brui aan. Na een korte reparatiesessie streken we neer in het park dat de Halse bibliotheek omringde om er onze voorbeeldig thuis klaargemaakte wielrennerspasta’s te verorberen. Tevens namen we even een kijkje in de bib, waar we kort interesse veinsden voor de nieuw binnengekomen boektoppers en oprechte verbazing toonden voor de plaatselijke zadenbibliotheek, om daarna toch zo snel mogelijk de wc’s op te zoeken.

De voor de rest van de reis niet aflatende hitte had ondertussen al een enthousiaste aanvang genomen en dus gunden we onszelf een lange siësta in het koele parkgras. Echter, de weg riep, en na drie uur zetten we onze tocht voort. In sneltempo legden we een volgende dertig kilometer af langs het kanaal Brussel-Charleroi, tot we aankwamen in de buurt van het Hellend Vlak van Ronquières. Deze wellicht bekendste contradictio in terminis van de Belgische architectuur lieten we links liggen (technisch gezien was het rechts), en via enkele erbarmelijke stukken weg – waarvan de putten van mening waren dat we echt niet zoveel water moesten drinken en Stan ongemerkt een fles afhandig maakten – daalden we verder af in de Ardennen. Nu eens op basis van de wegenkaart, dan weer op basis van de expertise van een bij een blikje Bacardi naar het vredige waterdek turende local kwamen we uiteindelijk aan in Anderlues, wat onze eerste slaapplaats zou worden. We bestelden pizza in een zaak op het marktplein en kregen enkele drankjes van het huis aangeboden – door ons gul beloond met 50 cent fooi bij de afrekening. Tevens kreeg Stan, de aloude techniek toepassend van het beantwoorden van een onbegrijpelijke Franse uiteenzetting met oui en een glimlach, een doggybag met zijn restjes pizza aangereikt om mee te nemen naar zijn tent. Die stelden we uiteindelijk op in een bos niet ver buiten de stad, nadat de plannen om te overnachten in een nieuwbouw – Frederik – en in de berm – Stan – na kort beraad afgeschoten waren. Het trof dat ook de plaatselijke jeugd net die nacht een meeting hield in het bos, net als enkele balkgrage ezels op een aangrenzende weide, en bij uitbreiding elk boswezen dat in staat is een ritselgeluid voort te brengen. Kortom, we sliepen als rozen.

-STAN-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten