Ontwaken deden we logischerwijs waar we de avond voordien snel in slaap gesukkeld waren. Het campinggras had ons een goede nachtrust bezorgd en na een snel ontbijt scheidde enkel een sanitaire pitstop ons van alweer een ambitieus fietsdagje. In de toiletten ontdekten we dat het verbod op kinderarbeid nog niet doorgesijpeld is naar het zuidelijke deel van ons landje. Nuja, de jongen die er aan het schoonmaken was, was toch minstens 12, dus zo erg was het nu ook weer niet.
Bouillon verlaten kon enkel via wat klimwerk en omdat we de drukke N83 wilden vermijden, kozen we voor de nog veel steilere Vieille Route de France. Op een bijna nuchtere maag viel deze klim direct zwaar. Onze routegids leerde ons echter dat een beetje verderop minstens tien kilometer bospad wachtte. Het bleek zelfs minder verderop dan gedacht, want voor we het wisten waren we toch een kilometer of twee voorbij dit mooie bospad gereden.
Terugkeren dan maar om via een pas aangelegde verkeerswisselaar uiteindelijk toch de Route Forestière de Mortehan te kunnen betreden. De bomen zorgden voor schaduw en het platte karakter van het bospad was een verademing voor onze benen. Uit het bos gekomen botsten we algauw op een verhuis, maar door onze vertraging bleken we net te laat om te helpen (sorry mensen).
Nabij Florenville kwamen we toch op de N83 terecht, en besloten we bij te tanken in de Aldi. We ontmoetten de eerste gele auto van de reis (er zouden er die dag nog een tiental volgen) en trokken na een lunchpauze verder richting Orval. Misschien was het de drang naar bier of misschien het makkelijker navigeerbare karakter van de weg, maar voor we het wisten zaten we op het terras van L'Ange Gardien. Daar dronken we de speciale Orval Vert van het vat, die net iets lichter was dan the real stuff. Zwalpen deden we immers al genoeg door de vele hellingen.
We reden verder naar Torgny, en kruisten zo het meest zuidelijke dorpje van België van onze reisweg af. De wijnranken verraadden het mooie klimaat dat er heerste en ook de mooie huisjes deden ons wegdromen naar Zuid-Frankrijk. Genoeg romantiek, want voor de avond zou vallen, wilden we nog wat kilometers maken. Omdat dit vlotter gaat op drukke banen, kozen we voor de typische Belgische steenweg.
De automaat langs deze steenweg bleek geen fata morgana, en op die manier werd onze suikerdip net op tijd gecounterd. Hoewel, de automaat weigerde dienst en even waren we de wanhoop nabij. Gelukkig was de eigenaar van de automaat in de buurt en kregen we onze colablikjes toch in handen. Dat ze per stuk een belachelijke 1,80 euro kostten, kon ons net als onze 1,80 euro gestolen worden.
Nog enkele kilometers verder, verscheen een supermarkt op onze weg en omdat het stilaan avond werd, sloegen we ons avondmaal in. Terwijl ik boodschappen deed, had Sam contact gelegd met een vriendelijk doch lichtjes rare Duitse man. De man herkende in Sam een reïncarnatie van Eddy Merckx (dat die nog leeft weet ik ook wel, maar dat heet literaire vrijheid) en trakteerde hem op een brik fruitsap. Ook ik kreeg een brik in handen gestopt en weigeren was geen optie.
Nadat de man zijn hart had gelucht en wij empathisch geluisterd hadden, gingen we op zoek naar een campingplekje. Ondanks de vermoeidheid, slaagden we er toch in een prachtige locatie te vinden en in het bos nabij Selange sloegen we onze tent op. Het voelde aan als de zwaarste dag van de reis, want onze toestand beschrijven als kapot zou een understatement zijn.
Toch lukte het om het avondeten te bereiden en terwijl we aan het smikkelen waren, ontwaarden we een vos. We kregen ook nog menselijk gezelschap in de gedaante van een koppel dat hun kindje leerde fietsen op het bospaadje. Ze keerden niet meer terug, wat ofwel een horrorbos, ofwel een doorgang richting andere wegen betekende. Hopend op dat laatste, vielen we als een blok in slaap.
Pieter
Bouillon verlaten kon enkel via wat klimwerk en omdat we de drukke N83 wilden vermijden, kozen we voor de nog veel steilere Vieille Route de France. Op een bijna nuchtere maag viel deze klim direct zwaar. Onze routegids leerde ons echter dat een beetje verderop minstens tien kilometer bospad wachtte. Het bleek zelfs minder verderop dan gedacht, want voor we het wisten waren we toch een kilometer of twee voorbij dit mooie bospad gereden.
Terugkeren dan maar om via een pas aangelegde verkeerswisselaar uiteindelijk toch de Route Forestière de Mortehan te kunnen betreden. De bomen zorgden voor schaduw en het platte karakter van het bospad was een verademing voor onze benen. Uit het bos gekomen botsten we algauw op een verhuis, maar door onze vertraging bleken we net te laat om te helpen (sorry mensen).
Nabij Florenville kwamen we toch op de N83 terecht, en besloten we bij te tanken in de Aldi. We ontmoetten de eerste gele auto van de reis (er zouden er die dag nog een tiental volgen) en trokken na een lunchpauze verder richting Orval. Misschien was het de drang naar bier of misschien het makkelijker navigeerbare karakter van de weg, maar voor we het wisten zaten we op het terras van L'Ange Gardien. Daar dronken we de speciale Orval Vert van het vat, die net iets lichter was dan the real stuff. Zwalpen deden we immers al genoeg door de vele hellingen.
We reden verder naar Torgny, en kruisten zo het meest zuidelijke dorpje van België van onze reisweg af. De wijnranken verraadden het mooie klimaat dat er heerste en ook de mooie huisjes deden ons wegdromen naar Zuid-Frankrijk. Genoeg romantiek, want voor de avond zou vallen, wilden we nog wat kilometers maken. Omdat dit vlotter gaat op drukke banen, kozen we voor de typische Belgische steenweg.
De automaat langs deze steenweg bleek geen fata morgana, en op die manier werd onze suikerdip net op tijd gecounterd. Hoewel, de automaat weigerde dienst en even waren we de wanhoop nabij. Gelukkig was de eigenaar van de automaat in de buurt en kregen we onze colablikjes toch in handen. Dat ze per stuk een belachelijke 1,80 euro kostten, kon ons net als onze 1,80 euro gestolen worden.
Nog enkele kilometers verder, verscheen een supermarkt op onze weg en omdat het stilaan avond werd, sloegen we ons avondmaal in. Terwijl ik boodschappen deed, had Sam contact gelegd met een vriendelijk doch lichtjes rare Duitse man. De man herkende in Sam een reïncarnatie van Eddy Merckx (dat die nog leeft weet ik ook wel, maar dat heet literaire vrijheid) en trakteerde hem op een brik fruitsap. Ook ik kreeg een brik in handen gestopt en weigeren was geen optie.
Nadat de man zijn hart had gelucht en wij empathisch geluisterd hadden, gingen we op zoek naar een campingplekje. Ondanks de vermoeidheid, slaagden we er toch in een prachtige locatie te vinden en in het bos nabij Selange sloegen we onze tent op. Het voelde aan als de zwaarste dag van de reis, want onze toestand beschrijven als kapot zou een understatement zijn.
Toch lukte het om het avondeten te bereiden en terwijl we aan het smikkelen waren, ontwaarden we een vos. We kregen ook nog menselijk gezelschap in de gedaante van een koppel dat hun kindje leerde fietsen op het bospaadje. Ze keerden niet meer terug, wat ofwel een horrorbos, ofwel een doorgang richting andere wegen betekende. Hopend op dat laatste, vielen we als een blok in slaap.
Pieter
Geen opmerkingen:
Een reactie posten