Pagina's

woensdag 13 juli 2022

Epiloog: home Swede home

Kopenhagen - Aken // Aken - Luik ● 58,20 km  459 m // Luik - Gent

De missie was hopeloos. Hoewel ons treinschema slechts drie ritten bevatte, gescheiden met een genereuze overstap en netjes verspreid tussen de beschaafde uren 9 en 20, wisten we dat we onze reiskarma de voorbije tien dagen verwaarloosd hadden. Onze winkeltraktaties waren ruimschoots tenietgedaan door kindertranen, en ons pmd-geld hadden we in kaneelsnegls gepompt in plaats van het Zweedse Rode Kruis. In Kopenhagen hadden we weliswaar de pant weggeschonken die we hadden geruild voor onze blikjes en mijn imago, maar diep vanbinnen wisten we: het was too little, too late.

Toen Pieter, Tim en ik die ochtend afdaalden naar perron 6 was dat dus met bepakte fietsen maar zonder illusies. En inderdaad. Beneden stond de trein te wachten die naar Aarhus ging, op het Deense vasteland. Dat was normaal, want wij waren te vroeg. Daarna werd het iets minder normaal, en nog iets later ronduit abnormaal. De trein zou spoedig plaatsmaken voor de onze, klonk het meermaals over de speaker, maar telkens we naar de machinist keken die stoïcijns uit de deuropening bleef hangen wisten we: dat was niet wat er te gebeuren stond.


Een uur later zaten we in het pluche van onze DSB-trein en veegden we de scherven van ons treinschema bij elkaar. België halen was niet onmogelijk, al zou het heel moeilijk worden en nieuwe boekingen vereisen. In Hamburg worstelden Pieter en ik ons door de mensenmassa richting het kantoor van Deutsche Bahn en trokken een nummertje. 1543. Een blik op het scherm leerde het nummer dat momenteel aan de beurt was: 1490. We keken nog eens, maar dat was echt wat er stond.

Het is bijzonder interessant om te voelen wat een rij van 53 mensen doet met de menselijke psyche. Want er is niets dat de geest zo belangrijk doet voelen, geen situatie in het leven dat voor zo'n onmiddellijke solipsistische egelstelling zorgt als de confrontatie met de Lange Rij. Wat doen al die mensen hier? Welke reden kunnen zij in godsnaam hebben om ook in deze rij te staan? Welk onbeschrijflijk onrecht is het dat wij op hen moeten wachten? Er móét toch een manier zijn waarop wij sneller geholpen kunnen worden dan nummer 1543 - even een extra loket voor ons opendoen, en dan weer sluiten?

Maar de waarheid was natuurlijk dat terugkeren van een rondje fietsen bezwaarlijk een cruciale reis is. Dat er wellicht mensen in de rij stonden die op weg waren naar begrafenissen en huwelijken. En dus namen wij verslagen plaats in een hoekje om mensen te kijken, hamburgers te eten en ons data-abonnement plat te streamen op de Tour. Anderhalf uur later keerden we terug naar Tim met een hoop stempels en papieren die ons lot bezegelden: Welkenraedt, en niet verder.


Later zat ik op het toilet te mijmeren dat er een groot en weinig bekend verschil is tussen de treinen van DSB en die van Deutsche Bahn. Namelijk: de toiletdeuren van de Denen vallen automatisch in het slot, terwijl die van de Duitsers een extra handeling vereisen. Ik wou dat ik u kon vertellen dat ik dat had ontdekt door het Duitse bordje boven de sleutelknop te begrijpen, maar het was omdat een vrouw mijn toilet binnenwandelde. Ons traject was al uren beyond repair en karmagewijs maakte het uitdelen van een trauma hier of daar niet zo veel meer uit. Toch, puur menselijk: entschuldigung.

Terug op mijn stoel overvielen Pieter en Tim mij met het wilde plan om niet te stoppen in Welkenraedt en helemaal naar Luik te fietsen. Zo zouden mijn metgezellen geen vier uur verveling tegemoet gaan op het perron. Nu moet u weten, beste lezer, dat ik mij de laatste keer verveeld heb toen ik in het tweede leerjaar de hoofdletter O moest oefenen, en dat verveling hoegenaamd geen argument is om mij om 1 uur 's nachts te bewegen tot een fietstocht langs 40 kilometer lintbebouwing en 400 hoogtemeters. Maar de weg naar Luik bleek een mooie Ravel-route te zijn, en met die door mij becijferde hoogtemeters viel het ook wel mee als je zoals verstandige mensen 'Welkenraedt naar Luik' intypte in Google Maps en niet 'Luik naar Welkenraedt'. Bovendien bleek het om middernacht nog steeds tshirt-weer. Aldus schaarde ook ik mij enthousiast achter het plan, en na wat automaatcola's te tanken in Welkenraedt sloegen we gezamenlijk af richting Luik.


De route ging naar boven en naar beneden en eens op de Ravel heel erg naar beneden. Na zijn eerdere besmetting pikte Pieter ook nog even Covid-22 mee door frontaal te botsen met een vleermuis. In Herve deden we een terrasje. Letterlijk een terrasje, want de bijhorende zaak was namelijk gesloten. Na een schaamteloze eigen picknick van cola en American cookies roetsjten we de Ravel af en reden Luik binnen.

Of ik die bever in de berm had gezien, vroeg Pieter me alsof hij een exemplaar van de gewone huisvlieg had gespot. Een haastige one eighty later stonden we op de eerste rij toen de kanjer het fietspad overwaggelde. Hadden wij ons helemaal naar de 57ste breedtegraad gesleept om wat spannende zoogdieren te zien, kwamen we ze tegen in godbetert Luik. Door een uitgestorven stad reden we naar het station, dat er in het kunstlicht bijlag als het skelet van een gigantische walvis. Stipt om 4u37 hesen we ons de trein op.


Een leuk spel voor wanneer je op een ongoddelijk uur de trein moet nemen is "Al wakker/nog wakker". Doel van het spel is om van je medereizigers te raden of die al wakker zijn, of juist nóg wakker. We geven enkele tips voor beginnende spelers. Pendelaars die een boek openslaan, zijn doorgaans Al Wakker. Heeft de reiziger de hik, dan is een cafébezoek nooit ver weg en is hij of zij steevast Nog Wakker. Grappig genoeg waren het deze keer wij die het voorwerp van het spel waren. Pieter maakte het onze medereizigers niet moeilijk door te gaan liggen en niet één, maar twee zetels onder te kwijlen. Tim was minder makkelijk te raden, maar uiteindelijk gaf zijn doorleefde interpretatie van De Schreeuw de doorslag.


In Gent-Sint-Pieters werden we begroet door Wannes. Op basis van diens adem konden we hem ook makkelijk indelen bij team Nog Wakker. Het was dat, of Kelloggs heeft buiten ons medeweten Choco Trésor Whisky op de markt gebracht. Thuis plofte ik neer naast een wekkerradio die 7u14 aangaf. Nee, het was niet de geurige bosgrond naast het Åsnen-meer, en nee, het was geen luxeperceel op Camping First Camp, maar toch was mijn IKEA Espevär-matrasbodem een stukje Zweden waar het best lekker slapen was.

Dank, beste lezer, dat u bij ons was.

(Stan)

dinsdag 12 juli 2022

12 juli: niets te klagen in Kopenhagen

Na enkele dagen van inspanningen, was het vandaag tijd voor een uitboldag. In het verleden zou ik die term gebruikt hebben voor elk ritje onder de 200 km, maar 33 levensjaren en een vleugje corona gaven die jeugdige overmoed deze reis toch een kleine knauw. De dag begon met zalig uitslapen in de shelter, al bleken er in het bos twee snurkers te zitten. Omdat ik daar zelf niets van gemerkt heb, kan ik wel een berekende gok doen over de identiteit van de eerste, maar de tweede is tot op heden onbekend.

Stan dacht dat het onmogelijk was, maar we slaagden erin het opruimen nog langer te laten duren dan anders. Kwatongen beweren zelfs dat hij tijdens ons gesukkel al eens om en weer naar Lokeren ging om een bezoekje te brengen aan zijn ouders. Tegen dat we klaar waren, gaf de zon middagtemperaturen aan, maar uiteindelijk was het nog steeds maar half 11. De check-in van het hotel ging pas om 15u open, dus moesten we ons niet haasten om de 50 km naar Kopenhagen af te leggen.

Ook de term à l'aise kreeg dit jaar een andere betekenis en aan 25 km/u misten we een gps-afslag om als 6 woeste buffels een klein idyllisch keienstrand te bestormen. Zo idyllisch dat er niet enkel hondjes, maar ook een vogeltje uitgelaten werd. De honden blaften ons berispend toe en uit respect voor de man met zijn vogeltje keerden we terug op onze stappen. 

De zon brandde intussen ongenadig en een pitstop was aangewezen. Veel ontbijtkaka's hadden ze in deze winkel niet, maar het mini-ontbijtje vulde de reserves voldoende aan. Dankzij ons dieet van veel snelle suikers en weinig douchen kregen we er enkele kilometers later een gast bij, een bijgast, een bij bij. Frederik zweette blijkbaar pure cola dus was hij het target van dienst.

Het insect overleefde zijn aanval niet, en Frederiks linkeroog liet traantjes bij het schielijk heengaan van dit beestje, maar de angel werd snel uit deze aanval gehaald. Om hem te troosten trokken we naar de grote gratis dierentuin Dyrehavsbakken die honderden herten herbergt. Stan had er veel zin in, want hij gidste ons in dit park zowat over alle mogelijke baantjes, maar uiteindelijk kwamen we toch iets dichter bij de Deense hoofdstad uit dit labyrint. De wijk Gentofte waar we 10 dagen terug de auto parkeerden bleek residentiëel genoeg om de auto zonder wielklemmen of ingeslagen ruiten terug te vinden en we lieten alvast wat kampeermateriaal achter dat we niet meer nodig hadden. Morgen waren we immers allemaal thuis, toch? (kleine spoiler: niet dus)


Ondanks onze kennismakingen met de Deense fauna in al zijn groottes en gedaantes, waren we nog steeds ruim te vroeg in het hotel. Hongerkloppen werden gecounterd met het binnenschrokken van enkele broden op de binnenplaats van het hotel. De check-in ging open en om 15u zaten we in onze hotelkamer, waar we besloten de stad met de fiets nog even te verkennen. Altruïstisch als we zijn, kon dit na een week vol ontberingen niet zonder ons eerst te douchen. De doucheklok werd streng bewaakt door Sam, die al zin had in een Deens terrasje. Om 16u zaten we weer op onze fiets, dit keer zonder bagage. We trokken naar het pretpark Tivoli, waar het koppen fietsen was en we bovendien met onze rijwielen niet binnenmochten. Gelukkig wist Frederik die - puur professioneel - al een aantal keer in Kopenhagen was geweest, een aantal mooiere plekjes.


Een aanrader was onder meer CopenHill. Een eindje uit het centrum, maar de omweg zeker waard. Als u denkt dat de naam CopenHill klinkt als een skipiste, een verbrandingsoven of een panoramisch terras, dan bent u drie keer juist. De lift naar boven was bovendien gratis, en dat is een codewoord dat ons steeds weer enthousiast maakt.

Gratis gold helaas niet voor ons terrasje. Waar u als quizzer Kopenhagen correct thuisbrengt in Denemarken en weet dat ze daar de Deense kroon als munteenheid gebruiken, gebruikte men op de terrassen maandloon als eenheid. De pizza's bleken gelukkig democratischer, waardoor we met het weinige geld dat we nog over hadden toch niet dienden te verhongeren.

Na het debacle met de ijsjes gisteren was het tijd om onze karmarekening voor onze terugreis met de trein toch nog een beetje te spekken (kleine spoiler: zonder effect). Zwerfvuil ontsierde de straten van Kopenhagen, dus begon ik op te ruimen. Alles voor een propere stad, en voor de 13 cent pand die we per blikje terugkregen. In afwachting van een winkel offerde Stan zijn laatste greintje zelfwaarde op en werd zijn fietsmandje omgevormd tot een moderne leprozenratel. Een bel was niet meer nodig.

We ratelden ons voorbij enkele wachtlopende soldaten en reden de stervormige omwalling rond de kazerne af. Dat dit niet volledig de bedoeling is, bleek toen we op Strava met een nochtans gezapig tempo een bekertje veroverden. De avond viel stilaan als een doek over onze reis en we maakten ons klaar voor onze laatste scène.

maandag 11 juli 2022

11 juli: met open mond door de Sont

Torekov - Helsingør ● 116 km  476 m

Die nacht hadden enkele meeuwen een nieuwe betekenis gegeven aan het Fresh & Black-label op de tent van Tim en Frederik. Hilariteit, tot Tim mijn afwassponsje kwam opvorderen voor de schoonmaak. We reden Camping First Camp af en vonden opnieuw de ijswind van de dag ervoor. Deze keer gaf die ons een forse duw in de rug, als was het om sorry te zeggen voor onze verpeste zwemsessie. Het is al goed, wind: vergeven en vergeten.


Aan de Coop van Ängelsholm waren we voor het eerst getuige van iets in Zweden dat niet goed werkte. Het is te zeggen, dat er iets te goed werkte. Of beter: iemand. De situatie was als volgt. De supermarkt had te maken gekregen met enkele onverlaten die haar parking gebruikten zonder de winkel te bezoeken. Oplossing van Coop: iedere klant moest vanaf nu een parkeerschijf leggen. Een controleur kwam elk halfuur langs om iedereen die dat niet deed met zichtbaar genoegen op de bon te slingeren. En omdat de nieuwe parkeerschijf-policy van Coop gecommuniceerd stond op het soort verschoten A4'tje waar doorgaans "Musti (zwart, witte vlek op linkerpoot) is gisteren niet thuisgekomen. Heb jij haar gezien?" opstaat, was dat ook letterlijk iedereen. Het beboeten van klanten die parkeren aan de supermarkt waar ze spullen komen kopen was natuurlijk vrij absurd. Het leidde tot woedende Zweden, en for what it's worth, medelijden van ons die kauwend toekeken. Eén geval was het ergst: een viking die naar de winkel kwam met een gigantische zak opgespaarde pmd voor de recycleermachine. Wij hadden al een vaag idee waar de opbrengst naartoe zou gaan. In onze wraakfantasieën hoopten we dat de man tijdig de Coop zou uitkomen en de parkeermeneer op heterdaad zou betrappen. Hem slingerend met zijn pmd-zak zou achterna lopen, natspetten met verschraald bier en parfumeren met het soort ranzigheid dat enkel twee weken oude Fristi kan produceren. Helaas: de vogel was gevlogen, de boete geschreven.


We bleven de kustlijn trouw, en omdat die naar het noorden draaide kregen we voor het laatst deze reis de wind op kop. Tientallen kilometers beuken werd beloond met een ijsje in Nyhamnsläge. We kochten een doos, waardoor we nog nog een ijsje over hadden om karmapunten mee te scoren. Een oma kwam de winkel uit met haar kleindochter op een minifiets naast haar. Gewillig namen de twee ons geschenk in ontvangst. Blij met onszelf leunden we achterover, tot er plots uit de schuifdeuren nog een duo naar buiten kwam. De moeder deze keer, met naast haar op een fiets nóg een dochter. Gezichten vielen in handen, en 'oh nee'-gefluister vulde de groep. Want het meisje had gezien dat haar zus een heerlijk ijsje vasthield. Een ijsje dat zij ook graag wilde. Maar dat er niet meer was. En zo, beste lezer, werd dit de fietsreis waarop wij een kind hebben doen huilen.


Onder een stralende hemel en fleurige wimpels daalden we af naar Helsingborg. Het bleek voetbaldag in de stad. Helsingborg nam het op tegen Djurgårdens IF uit Stockholm, bijgenaamd de IJzeren Kachels. In enkele café's bereidden de thuissupporters en de bezoekende fans hun avond grondig voor met sloten bier en gezangen die enkel poëtisch klonken omdat ze Zweeds waren. We namen de wijk naar de rustige zeedijk. In een café dat dubbelde als klerenwinkel ("Het toilet? Blauwe deur, achter het rek met truien!") bestelden we zes lokale bieren en klonken heerlijk op de reis.


Tim is zat en Frederik is plat. Het had een supporterslied van de IJzeren Kachels kunnen zijn, maar het was de onfortuinlijke toestand waarin we ons bevonden na ons terrasbezoek. Terwijl Sam en Frederik sleutelden en pompten trok de rest van de groep opnieuw naar Helsingborg-centrum om fastfood te scoren. We kochten ferrytickets, waagden ons aan het parcours richting de terminal en raakten hopeloos verdwaald in de haven. Gelukkig konden we onze kar vasthaken aan een pendelaar die het traject duidelijk ontelbare keren had gedaan. Terwijl wij ons vergaapten aan alles wat de terminal te bieden had (wow, vrachtwagens! wow, veertien rijstroken! wow, grote boten!), loodste de man ons met een blik van milde verveling door de haveninfrastructuur. Onze ferry was de Hamlet, die ronkend klaarlag voor de oversteek van de Sont. En bij het horen van die naam, beste lezer, ging mijn historisch hart sneller slaan.


Als u niet geïnteresseerd bent in economische geschiedenis dan kan u de volgende uiteenzetting gerust negeren. Of zoals mijn metgezellen het noemden: 'Eens naar het uitzicht gaan kijken op het bovendek'. De Sont is de nauwe zeestraat tussen Zweden en Denemarken. Niet smal genoeg om er in vast te zitten, maar wel smal genoeg om er uiterst efficiënt een belasting te heffen op scheepsverkeer. En dat is exact wat de Denen deden. Tussen 1427 en 1857 moest elke kapitein zijn lading aangeven in het Kronborg-kasteel van Helsingør en een gepaste tol betalen. Er werd gefraudeerd dat het een sport was, maar niettemin rolden de koffers met goud eeuwenlang van Helsingør naar Kopenhagen. De Sonttol spijsde jaarlijks tien procent van de Deense schatkist. Tien procent! Kan je nagaan hoeveel schepen er passeerden door die vier kilometer zee. En grappig, dat kán je ook nagaan: na tien jaar noeste arbeid hebben onderzoekers alle 1,8 miljoen Sontpassages in een database gegoten die voor iedereen toegankelijk is. Iets voor na uw pensioen. Zet de link alvast bij favorieten.

1,8 miljoen, vraagt u? Jazeker, want de Sont was de toegangspoort tot het Balticum, de belangrijkste bron van ruwe materialen voor West-Europa. Tropische goederen uit oost, zuid en west mochten dan tot de verbeelding spreken, het waren de handelslijnen met het noorden die het continent in leven hielden. Een leven zonder koffie of chocolade is hoogst onaangenaam, en kan ik niemand aanbevelen. Maar als de bakker niet kan bakken omdat het graan niet is aangekomen uit Polen, of als de visser niet kan vissen bij gebrek aan Scandinavisch scheepshout, dan werd de toestand enkele eeuwen terug al snel benard. En dan te bedenken dat die economische slagader twee maanden per jaar volledig stillag, door het dichtvriezen van de Deense zeestraten. Ja, dat kon toen nog. In 1657 was het zo koud, dat het Zweedse leger gewoon Denemarken is binnengewandeld. Beeld je de lakei in die dát moest melden aan de koning. "Sire, dit gaat u niet geloven". Maar goed, op 11 juli 2022 bevond ik mij opeens pal in het midden van die plek vol geschiedenis, en keek ik zoals miljoenen zeelieden mij hadden voorgedaan naar het Kronborg-kasteel. Het kippenvel was van de wind, dat begrijpt u.


Terug aan wal zetten we koers naar onze shelter. Hoewel die goed verscholen lag in het bos, was de plek reeds bezet. De vrouwen in kwestie hadden er echter een beroerde nacht opzitten. Na een eerder mysterieuze twaalf uur beraadslagen hadden ze beslist om te passen voor een tweede shelternacht. We moesten hun enkel twee uur gunnen om op te ruimen. Dat was niet gelogen, en dus zat er voor ons niets anders op dan de surrealistische en schier eindeloze performance van inpakken, uitpakken en weer inpakken gade te slaan. We prezen ons gelukkig dat wij nooit naar ons eigen uitgesponnen opkraamritueel moesten kijken. 


Naast de locals zaten er ook opmerkelijk veel muggen op onze kampeerplaats. Hoog tijd dus om mijn vooralsnog onaangeroerde muggennet uit te pakken en over mijn hoofd te trekken. Bleek dat je dat eigenlijk moet combineren met een safarihoedje. Je moet niet denken dat ze je dat vertellen bij AS Adventure. Enfin, de imagoschade was niet te overzien maar ik had geen steken. We verzamelden rond een krukkig kampvuur, zagen hoe de vlammen het hout verteerden en trokken ten slotte een sprintje naar de tent. Om zoveel mogelijk vuur mee te nemen in onze slaapzak.

(Stan)

zondag 10 juli 2022

10 juli: de zee, deel twee

Gyltige - Torekov ● 84,6 km  411 m

Tijdens het ontbijt kwamen twee Zweedse vikings in flashy sportoutfits onze kampeerplaats binnengelopen. Waarom we onze tenten hadden opgezet binnenin een houten shelter, wilden ze weten. "For extra protection?". Hun grijns verraadde dat de mannen als baby in de vrieskou te slapen waren gelegd en nu zelf bij de eerste sneeuw de bossen introkken om met blote vuist op beren te jagen. Even was het stil. Ja, hoe moesten we ons hieruit redden met onze eer intact? "It is for the darkness", riep opeens Tim. Daarmee verbaasde hij zowel de vikings, die zonder enige twijfel de Zweedse zonsopgang om 4u als natuurlijke wekker gebruikten, als ons, want wij hadden geen idee dat Tim Engels kon.


Nadat hij om 10u38 de laatste fietstas dichtgeklikt had, stelde Pieter vast dat hij zijn fietssleutel kwijt was. Die bleek in een zijzak te zitten, en die zijzak in een binnentent, en die binnentent opgeplooid in een tentzak, en, enfin, ik hoef u niet te vertellen dat mijn wekker om 7u15 te vroeg was. We besloten een eerste lunch te nemen in Halmstad en een tweede in Mellbystrand, en zo Simlångsdalen, het eerste winkelwaardige stadje op de route, over te slaan. Dat bleek een goed idee, want Simlångsdalen was in geen velden en wegen te bespeuren.

Voor lunch één kochten we opnieuw kaneelsnegls. Die koeken zijn niet speciaal lekker, maar hebben het voordeel dat ze het leuke woord snegl bevatten. Spreek het zeker eens uit met een sh-klank. Snegl. Nog beter. Beter ook dan dat andere Zweedse woord voor koek, 'kaka', dat toch enigszins de eetlust wegneemt. 


Buiten Halmstad wachtte een hoop bochten, tunnels en loops. Het leek alsof we in een gigantische knikkerbaan waren gevallen. Het desoriënterende parcours zorgde voor wat paniek bij de boomers, maar na nog eens uit te leggen wat een gpx-bestand is keerde de rust weer. Even later kraaiden we van primitief plezier toen de Kattegatleden ons na vier dagen herenigde met de zee. Dwars door duinbossen en langs slingerende grindwegen reden we verder, terwijl we een veilige afstand probeerden te bewaren van Frederiks tractorbanden die feestelijk kiezels in het rond kogelden.

De route was zo leuk dat het bordje van Mellbystrand ons allen verraste. Na een bezoek aan de ICA namen we plaats aan een tafel op het terras van McDonalds. Door daar allemaal samen te lunchen terwijl enkel Sam effectief een hamburger had besteld, tastten we al behoorlijk de randen van het wettelijk kader af. Wij verbleekten echter bij het tuig dat naast ons tafelde. Björn (10) en Benny (11)* hadden een blikje cola gedeeld en hadden in de zinsverbijstering van hun sugar rush besloten dat gewoon te laten staan. Dat was buiten Pieter gerekend, die het blik vliegensvlug in Björns fietsmand deponeerde. De jongens moesten echter niets weten van Pieters opvoeding. Het is te zeggen, dat zeiden ze niet met zoveel woorden, maar dat meenden we af te leiden uit het blik dat even later door de lucht vloog en kletterend op het McDonalds-terras landde. Genoeg geboefte bestreden voor die dag, besloten we. We keerden terug naar onze vredig ruisende zeeroute.


De Belgische kust, dat is natuurlijk romantisch de zon zien ondergaan boven de zeventien hoog van Residentie Zeezicht. Gezellig Monster-blikjes, oorstokjes en de occasionele kokkel rapen op de vloedlijn. Aangereden worden door blitse e-steps. Maar ook de Zweden weten hoe ze hun kustlijn moeten opleuken met beschaving: in Båstad bevonden we ons plots in een heus tennistoernooi. De schaal van het evenement leek onnoemelijk veel te ambitieus voor het schielijke stadje, en omdat we onze helmen niet wilden meten met een verdwaalde backhand volley reden we snel verder.

De Kattegatleden nam een snok landinwaarts en daarna - hadden we niet zien aankomen - een snok hemelwaarts. Het was misschien wel de zwaarste col van de hele reis: vrolijk dook het percentage op Tims kilometerteller in de dubbele cijfers. Kreunend onder de hitte en de helling hesen we ons over de top. Eens we het zweet uit onze ogen hadden gewreven konden we in de verte Torekov zien liggen, waar - hoera! - tevens de slaapplek lag die we op het oog hadden.


Toen Camping First Camp achtereenvolgens een oprijlaan, een parking met provinciaal domein-ambities en voorsorteerstroken bleek te hebben, begon het ons langzaam te dagen dat dit misschien niet helemaal ons type camping zou worden. Een blik op het infobord en de plattegrond bevestigde dat. Camping First Camp was een abominatie, een belediging van het hele concept camping. De wildernis doet je klein en miezerig voelen, de camping dient dat te genezen met knusheid. Zo is het altijd bedoeld geweest. Het is niet de taak van de camping om je klein en miezerig te doen voelen. Het is niet de taak van de camping om een minigolf te hebben. En drie padelterreinen. Vier speeltuinen. Hoe er in dit Plopsaland van het noorden nog nood kon zijn aan kinderanimatie, we wisten het niet, maar Camping First Camp hád het. 24 op 7. Verveling werd hier doodgemept als een irritante mug. Maar goed, in de wijde omtrek was geen concurrentie te bespeuren en wij wilden alleen maar zwemmen. Bovendien slaagden Sam en Frederik er weer in een stuk grond te versieren voor de spotprijs van 300 kronen. Mochten we nu even compleet out of the box denken dan zouden we kunnen suggereren dat de jobstudente dacht dat het ook enkel Sam en Frederik waren die een plek nodig hadden. Maar, beste lezer, u voelt zelf ook aan bij het lezen van die zin: klinkt vergezocht.


Pieter, Sam en ik zochten het strand op terwijl de rest van de groep richting de douches trok. Nu moet u weten, waarde lezer, dat ik per toeval fan ben van enkele Zweedse bands, en dat ik al had gemerkt dat 'wind' nogal een thema is in 's lands muziek. "Oh, the bitter winds are coming in", klaagde First Aid Kit; "Damn be this wind", vloekte The Tallest Man On Earth. Maar godallemachtig, geen enkel liedje had ons kunnen voorbereiden op wat we op het strand van Torekov zouden ervaren. IJzig, snijdend, furieus kwam de wind aanrollen uit het Kattegat. We lieten ons vallen in het warme zand en verstopten ons achter een paar struiken. Elk groepslid dat zich rillend en met vragende blik bij ons voegde kreeg dezelfde dwingende raad: "Laag blijven". De wind maakte ook pootje baden weinig aantrekkelijk door bossen zeewier en hordes kwallen strandwaarts te drijven. Er was wel een stenen pier, waarop Pieter en ik nog even gewillig de golven over onze voeten lieten spoelen. Daarna blies de ijswind finaal onze aftocht.


Wannes, Pieter en ik trokken naar Torekov-centrum om een avondmaal en aardbeien te kopen. De refter van Camping First Camp beschikte over een batterij ovens, wat had u gedacht, en die gebruikten we om onze diepvriesquiches en lasagnes op te warmen. We verdwaalden in een dorp glampingtenten, vonden onze eigen plebejertenten terug en zetten onze wekkers. Onnodig, zo bleek. Om 8u werden we wakkergemept door de eerste padellers.

*Björn en Benny zijn fictieve namen.

(Stan)

zaterdag 9 juli 2022

9 juli: hoornaars in de tipi

Toftanäs - Gyltige ● 97,5 km  489 m

Nauwelijks waren we Camping E4 afgedokkerd of mijn achterwiel begon vervaarlijk te hobbelen. Een kneep in de band verraadde dat die 's nachts heel wat lucht verloren had. Ik besloot af te zien van reparatie en gewoon eens goed bij te pompen. Want zoals de oude koerswijsheid gaat: als je het maar genoeg wilt en maar hard genoeg gelooft dat je band niet lek is, dan moet je uiteindelijk toch vervangen. Maar dat waren zorgen voor later, te meer omdat een vrachtwagen net op ónze pechstrook besloot zijn slaappauze te houden. Vrij hilarisch duwde hij ons schuifelend voor zich uit, de weg op naar Ljungby.


De parking van de ICA in Ljungby beschikte over drie stallen. Eén met blauwe karren, één met rode karren en één met gele karren, opdat geen enkele stal een overdaad aan karren zou ontvangen en klanten hun wagen snel zouden terugvinden. Efficiëntie heeft een trema omdat de Zweden het hebben uitgevonden. Ik had mijn vaste bestelling brood en kaas al doorgegeven aan de winkelcrew, toen die teruggekeerde met het nieuws dat er een salad bar beschikbaar was. De salad bars van de ICA hadden na een week on the road een legendarische status bereikt. Hoewel ik eerst niet te vermurwen was en niet wou afwijken van het dieet dat mij al jaren in het zadel houdt, wisten mijn vrienden mij toch te overtuigen. En inderdaad, die pasta was ongemeen lekker. Ze bevatte allerlei wonderlijke ingrediënten als tomaat, komkommer, mozzarella en falafelballetjes, en, enfin, de rest van de dag besteedde ik aan het sussen van mijn woedend spijsverteringsstelsel met immodium en motilium.


Op de boswegen buiten Ljungby werden we door een grote groep wandelaars getrakteerd op een luide erehaag. Blozend reden we erdoor. Meer Wout van Aert zullen we helaas nooit worden. Bij een vervallen houtzagerij namen we tweede lunch terwijl een hert ons vanop afstand aanstaarde. Vlot regen we de hults (Grimshult! Hästhult! Loshult!) aan elkaar en bereikten Lidhult, de laatste halte van de dag. Getuige de ICA met paardenparking waren we aangekomen in het landelijke, afgelegen Zweden. Voor zij die van ver kwamen was er ook een wc. Je moest er wel eerst - parkour! - de inkomhal, de supermarkt, het café en de bibliotheek voor doorkruisen.


Lidhult kwam niets te vroeg, want er was intussen geen ontkennen meer aan de lekheid van mijn band. We besloten het gat op te sporen door vocht aan te brengen op de binnenband. Nauwelijks had ik de kans om naar mijn drinkbus te grijpen of Frederik had al een klodder speeksel op mijn band gedropt. Een golf van gejuich en afgrijzen spoelde over de groep toen er een gigantische luchtbel op het rubber verscheen en het lek zich kenbaar maakte. We pompten verse lucht in mijn achterband, vergezeld van - zo bleek gauw - een stevige portie asymmetrie. De eerste paar meter was dat extra sprongetje best grappig. Na honderd meter begon het mij danig te enerveren, en na een kilometer had ik zin om mijn fiets te parkeren en desnoods huppelend de reis verder te zetten.

Gelukkig was het tijd om een slaapplek te zoeken. Daarvoor hadden we twee opties: één shelter dichtbij, en één iets verder van de route in Gyltige. De eerste shelter was zo hard geshelterd dat we hem niet teruggevonden. Optie twee dus. Langs rotsblokken en zinkgaten knotsten we een bospad af en tuimelden Gyltige binnen. Een paar bochten verder in het onooglijke dorpje troffen we een ontwenningskliniek aan. Wat een plek om zo'n instelling te stichten, dachten we, maar bij nader inzien was Gyltige eigenlijk wel de perfecte locatie om de verlokkingen van de grootstad af te zweren. Op het domein van de kliniek stonden de twee shelters waar we naar op zoek waren, net als een houten tipi iets hoger op de heuvelflank. Er was plaats voor meerdere personen en misschien wel zes foetushoudingen. Uiteindelijk was er geen puzzel nodig: enkel Pieter, Wannes en ik kozen om er de nacht door te brengen.


Onze diepvrieszak veggieworsten was zijn vaste toestand inmiddels verloren en bleek bij opendoen een pak vegetarische klei geworden. Pieter boetseerde enkele heerlijke worsten terwijl Sam vaardig de slag uit mijn wiel chalarmeerde. Na het diner kwam Wannes plots haastig ons kamp binnengelopen met het nieuws dat hij in de tipi een hoornaar had gespot. De hoornaar, beste lezer, is een wesp op steroïden, met zijn 4 centimeter de B-52 van het Europese insectenrijk. Ze zijn zeldzaam, en dus waren wij allemaal vrij zeker dat Wannes het beest had gezien dat voor de wetenschap bekend staat als 'de dikke mot'. Niettemin gingen we een kijkje nemen, en zowaar, het was effectief een hoornaar. We laten in het midden of het de Aziatische of de Europese variant was, maar dat ie Angstaanjagend was, dat wisten we wel zeker. De tipi werd geëvacueerd en de tenten opgezet.

Pieter kondigde daarop aan een wc te zoeken in het bos. Het grootste deel van de groep deelt mijn mening dat een echte wc gebruiken het laatste ding is dat ons scheidt van de dieren. Pieter deed zijn aankondiging echter met zoveel enthousiasme, en ongevraagd vier keer, dat wij hem ervan begonnen te verdenken overdag opzettelijk het porselein te vermijden. In het loof vond hij wel een mysterieuze aktetas. Helaas was die leeg en niet het begin van een spannend bosspel. Slapen dan maar. Even dachten we nog dat de hoornaar terug was toen we opeens irritant gezoem hoorden, maar het bleken Pieter en Wannes die elkaar quizvragen waren beginnen stellen.

(Stan)

vrijdag 8 juli 2022

8 juli: slingeren door Småland

Toftåsa - Toftanäs ● 141,7 km  868 m

De hoop om tijdens mijn eerste tentnacht mijn slaaptekort in te halen bleek natuurlijk hopeloos naïef. 's Morgens veegde ik mijn vierendertig slaapsessies bij elkaar en stelde vast dat het hoopje nog geen drie uur bedroeg. Wat ook niet hielp was dat ik de uitgesponnen ontbijtsessies van mijn vrienden had opgeschort en als welkomstgeschenk wekkerdiscipline had meegenomen. Een uur vroeger opstaan dus, en zo konden we toch maar mooi al om 9u terug in de shelter kruipen om te schuilen voor de regen. Bij de eerste opklaring maakten we onze valse start goed. Het was wel even zoeken, want onze fietsen waren zo onvoorstelbaar smerig van de vorige modderdag dat we ze amper terugvonden in het bos.


Dwars door de provincie Småland zetten we koers naar Växjö. Ja, probeer die zin maar eens luidop uit te spreken. Wij deden het ook, meermaals, en na veertig kilometer fietsen waren er wat betreft de Zweedse taal twee scholen ontstaan in onze groep. Eén school stripte de woorden tot hun casco en hield de uitspraak minimalistisch: Vaxjo. Adepten van de andere school volgden strikt de aanwijzingen van de trema's en de gekke bolletjes en voegden op onuitstaanbaar pretentieuze wijze de geur van dennenhout en de smaak van kötbullar toe aan hun klanken: Vesjeu. Ik was een overtuigde aanhanger van de tweede school. Maar omdat de locals ons nog altijd niet begrepen en er binnen de groep enkel verwarring ontstond op kruispunten, besloten we de eerste school in te voeren als uniforme communicatiestandaard.


Na Växjö slingerde de route negentig kilometer prachtig langs bossen en meren, slechts onderbroken door de moeiteloos mooie rode huizen van de Zweden. Er waren herten. Er was een boommarter. Er waren flamingo's. Opblaasbare, welteverstaan, die zalig lagen te dobberen op een prachtmeer. Hoe zou u zelf zijn. In Moheda keek een oma bezorgd naar mijn buik en zei dat er verderop een pizzeria was. In Bor leunden we met z'n allen op Tims schouders om de overwinning van Pogacar te aanschouwen. Een overwinning die, zo zag ons kennersoog, ook meteen zijn eindwinst zou verzekeren.


De camping die we op het oog hadden lag gekneld tussen de E4, een drukke snelweg, en het Vidöstern-meer, een idyllisch natuurgebied. De eigenaars hadden hun kampeerplaats Camping E4 gedoopt. Dat is niet de keuze die wij gemaakt hadden, maar dit is natuurlijk een vrij land. Toen we vroegen hoeveel ons verblijf zou kosten, reageerde de uitbaatster met de frons van een dokter die wordt gevraagd een prijs te maken voor de stoelen in de wachtzaal. Of 300 kronen (aka €5 pp) oké was? We knikten de helmen van ons hoofd.

Pieter scoorde een kookpot bij enkele Nederlanders die onvermijdelijk op de camping verbleven. We mochten hem lenen in ruil voor wat eten, zeiden ze, en het was niet geheel duidelijk of dat een grap was. Gemakshalve gingen we ervan uit van wel. Sowieso was er ook geen halve aangekoekte tortellini meer over nadat elk van ons met zijn gamel voorbij het fornuis gepasseerd was.

We nestelden ons aan het Vidöstern-meer met wat Carlsberg. Terwijl de verkenningsmissies naar de douches binnendruppelden - in blok 1 bleek de scheiding tussen de kabines mysterieus uit semi-doorschijnend glas te bestaan, in blok 2 had Pieter het voor elkaar gekregen de zekeringen te doen springen - kregen we op het strand topentertainment te zien. Dat werd verzorgd door een Duitse vrouw, haar Deense dog en Emilie (6), haar dochter, die onvermoeibaar takken in het meer begon te gooien. Omdat honden nu eenmaal achter vliegende stokken moeten lopen, en de vrouw buiten de leiband omzeggens geen controle had over haar kanjer van een huisdier, werd ze worp per worp en meter per meter richting het water getrokken. Een gigantische en hilarische plons leek onvermijdelijk. Dat dacht duidelijk ook Emilie, want toen haar moeder plots vroeg "Emilie, kommst du mit?" antwoordde die boos "Nein". Helaas moest ze toch inbinden. Morgen meer geluk? We hoopten het voor haar van harte. 

(Stan)

donderdag 7 juli 2022

7 juli: een Zweed(s) meer

Norje - Toftåsa ● 61,1 km  298 m

Covid dus, en geen vertrek. Met lede ogen zag ik vanop mijn ziektebed aan hoe Pieter mijn minutieus voorbereid gpx-bestand overboord gooide en begon te navigeren op basis van de Poolster, de moskant van bomen en de smaak van de wind. Op andere momenten luisterde ik weemoedig glimlachend naar typisch eerste fietsdag-gezeur als "Wij komen alleen wandelaars tegen", "Die kasseien zijn precies omgeploegd" en "Op trappen kunnen wij niet fietsen".

Toch was ik vastbesloten om mijn vrienden achterna te reizen zodra mijn quarantaine achter de rug was. In afwachting boekte ik nieuwe treintickets. En bij Deutsche Bahn betekent dat maar één verschrikkelijk ding: bellen. Gelukkig beschikt de Bahn over Engelstalige telefoonlijnen, en bij het maken van de oorspronkelijke reserveringen was ik in waar Oxbridge-Engels geholpen door een absolute gentleman. Toen ik vergat mijn huisnummer te vermelden zei de man niet "Hallo, bloody Belgian, de K.L. Dierickxstraat telt 74 huizen exclusief appartementen, moeten die tickets misschien ruiken waar ze moeten zijn?" maar antwoordde hij met een volstrekt sarcasmeloze "And would your house happen to have a number, Mr Pannier?". Fast forward naar juli, en ik hing opnieuw aan de lijn voor een rit van Aken naar Kopenhagen. Deze keer was de toon en de telefonist enigszins anders: "Yeah, that's not gonna happen, that's for sure". Qua tact was er nog wat schaafwerk, maar wat betreft de waarheid vertellen hoefde je de man niets te leren: in Duitsland was geen fietsplek meer te krijgen.

Ik was mijn handdoek al naar de spreekwoordelijke ring aan het mikken, tot ik besloot nog een laatste keer met een open blik naar de spoorkaart van Europa te kijken. De eerste stap lag voor de hand: zoveel mogelijk Duitsland vermijden. Dat kon via Nederland, maar vanuit de Nederlandse grensstations waren er verbazend weinig verbindingen te vinden met Duitsland. Het leek bijna alsof de landen ooit ruzie gehad hebben. Uiteindelijk vond ik er toch één, in Enschede, dat het station van Münster aandeed. Van daar geraakte ik in Hamburg, zo verzekerden de Nederlandse spoorwegen mij aan de telefoon. De hoofdlijn Hamburg - Kopenhagen was daarna dus geen optie, maar vanuit de Duitse miljoenenstad vertrok wel een boemeltrein die me naar noordelijke grensstad Niebüll kon brengen. En aan de overkant van die grens, twintig kilometer verder, lag Tønder, de sleutel tot het Deense spoornet en de oplossing van al mijn problemen. 

Het is niet erg als u zoals ik nog nooit van Tønder gehoord had, want de stad is heel klein. Als in: wie Tønder opzoekt, krijgt van Google de vraag of die niet toevallig Tinder nodig heeft. Het belangrijkste was dat Tønder een station had, en dat ik van daar in Kopenhagen zou geraken. Ik moest enkel op een automaat de code ZK3244 intypen, zo vertelde de mevrouw van de Deense spoorwegen me aan de telefoon, "Met de Z van zebra en de K van...". "Van København?", deed ik een suggestie, en de dame nam die lachend over. Achteraf gezien waren er natuurlijk een miljoen betere woorden om de letter K mee aan te duiden - zeker omdat het Engelse Copenhagen met een C niet zo heel erg verschilt van het Deense woord - maar dat bonding-moment met de Deense spoorwegen pakken ze mij niet meer af.


Op 6 juli viel de theorie wonderwel samen met de praktijk. Om 23u kwam ik aan in Niebüll. Ik zette mijn lichten in drama queen-stand, deed mijn fluovestje aan en begon aan mijn tocht door het donker. En eerlijk, beste lezer, aan die tocht heb ik geen enkel plezier beleefd. Het water kwam met bakken uit de hemel; de weg bestond uit twintig kilometer rechtdoor fietsen door een aardedonker en uitgestorven grensgebied. Het leek alsof ik de rand van een middeleeuwse kaart was binnengereden. Hic sunt dracones, daar ergens. Nooit heb ik mij zo alleen gevoeld op de fiets. De paar keer dat een auto uit de andere richting kwam, was het contrast van diens lichten met het duister werkelijk oogverblindend. Nee, jij bent in paniek in de berm gaan staan omdat je dacht dat er een vliegtuig aan het landen was. Maar goed, mijn horror-rit had mijn goedkope motelkamer in Tønder wel meteen opgewaardeerd tot Hilton-suite. Jammer dat ik er maar vijf uur kon blijven.

Toen ik om 5u30 in zompige kleren het station van Tønder binnenreed was dat geheel verlaten. Enfin, verlaten, ik stond op perron 1 en op perron 2 stond een hert. Maar zodra mijn gehoefde collega besefte dat hij geen geldig vervoersbewijs had voor de IC-trein naar Kopenhagen nam hij de benen, en was ik alleen. Ik vertelde het wachtwoord ZK3244 met de Z van zebra en de K van København aan de machine en die printte - oh, euforie - zoemend mijn tickets. Restte mij nog de taak om te ontdekken waar de trein zou toekomen. Want het station van Tønder mocht dan wel klein zijn, er waren nog altijd twee perrons. Een infoscherm was er niet, en noch de tickets, noch de website van de Deense spoorwegen vermeldde een spoor. Ik besloot gewoon te blijven staan, en die luiheid bleek de juiste keuze.

De conducteur van de Arriva-trein kwam langs om goedemorgen te zeggen tegen alle reizigers. Ik kaatste zijn groet terug en zei trots gedag met een vlotte 'Takk'. Pas toen ik later een croissant kocht en de kassierster mijn kronen in ontvangst nam met eenzelfde 'Takk' besefte ik dat ik de conducteurs 'Goedemorgen' als een volbloed sociopaat had beantwoord met 'Bedankt'. De rit naar de hoofdstad ging vlot, en na een passage over de Sontbrug bevond ik me in Zweden. Een conductrice liep de wagon in en zei een aantal Zweedse woorden waarin ik een licht vragende intonatie dacht te herkennen. 'No', zei ik voor de zekerheid. "Are you not a traveller?", vroeg het meisje lachend, en toen besefte ik dat ik haar 'Goedemiddag beste reizigers' als een volbloed sociopaat had beantwoord met 'Nee'.


Aan de Coop van Karlshamn was ik eindelijk weer verenigd met mijn vrienden. Ik bewonderde Frederiks fonkelnieuwe Genesis, die afgaand op de wielen net zo goed een John Deere had kunnen zijn. Twintig kilometer verder wenste ik over dezelfde tractorbanden te beschikken, want het Zweedse gravel maakte korte metten met mijn binnenband. Toen even later ook Pieter leegliep, Sams jasje in zijn achterwiel verdween en de hemelsluizen opengingen, begon ik mij ernstig af te vragen of ik die nacht een of andere noordse godheid had omver gereden.

We hielden halt in Ryd om een pizza te eten. Het stadje was het voorlopig noordelijkste punt van de reis, maar al snel bleek dat je nooit noordelijk genoeg kan zitten om veilig te zijn voor het Antwerpse dialect. Dat de man zelf een bikepacker was, en zelfs een Romereis had ondernomen, maakte veel goed. Met een volle buik reden we naar de ICA om provisie en pintjes in te slaan. Vlot passeerden onze producten de selfscan, tot we onze 3,5%-Carlsbergs probeerden in te scannen. Het licht ging uit in de winkel. Een spot werd op ons gericht. Een met lood verzwaard net viel uit het dak naar beneden. Oke, zo dramatisch was het niet, maar we moesten toch wachten op iemand van het personeel. Tien minuten lang. Naast de reguliere kassa, waar elke voorbijschuifelende klant naar ons keek alsof die voor het eerst een alcoholconsument in het wild zag. Uiteindelijk daagde iemand op - die ook effectief met de nodige papieren wilde controleren of er achter mijn bebaarde gezicht een persoon van achttien schuilging.


Met onze fel bevochten blikjes op onze rug reden we verder noordwaarts. We passeerden het Åsnen-meer, een eindeloos vertakte watervlakte bezaaid met waterlelies en eilanden. Postkaart-Zweden. Na enkele kilometers onze ogen de kost geven botsten we op een shelter die prachtig uitkeek over het meer. De afstand die we die dag afgelegd hadden was nog niet om over naar huis te schrijven, maar we besloten voor één keer de kampeerplaats boven de kilometers te kiezen. We kraakten de Carlsbergs, verzamelden rond de kaart en stemden de agenda's van de chillers en de zieken af met die van de atleten. Besloten werd om onze tweedaagse lus rond Växjö in te wisselen voor één rit van 130 km en een toekomstige namiddag Kopenhagen. We lieten ons in slaap kabbelen aan het meer, en toen de zon verdween in Åsnen verdwenen wij in onze slaapzakken.

(Stan)

woensdag 6 juli 2022

6 juli: de aanslag met de slaapzak

In lijn met bijna alle eerdere nachten sliep Frederik weer bijzonder slecht, al was het - eveneens in lijn met alle eerdere nachten - Pieters gebrom dat het krieken van de dag aankondigde. Tussen dat gebrom door klonk ook wat gepiep en gekraak, een teken aan de wand dat Pieters longen het stilaan lieten afweten. Onze buurman met boomboxcaravan groette ons hartelijk, waarna we al snel het servicehus opzochten.

In de keuken/eetruimte trakteerden we onszelf op een naar omstandigheden rijkelijk ontbijt, met yoghurt voor iedereen en koffie voor de liefhebbers. Géén kwestie van verslaving hoor, ze hebben het alleen maar nodig.


Een vluchtige blik op het hoogteprofiel van de rit leerde ons dat we zouden beginnen met (zowaar!) een stevig stuk klimmen. Spullen werden daarom behoedzaam ingepakt, al werden ook enkele volstrekt overbodige kilo's even behoedzaam achtergelaten. Zonder opgewarmde benen beginnen met een klim was lastig, maar het was vooral de tegenwind die menigeen naar adem deed happen. Gisteren konden we volop profiteren van een sterke meewind, maar nu omhoog richting binnenland én tegen de wind in rijden viel behoorlijk tegen. Pieter testte even z'n VO2 max maar stelde empirisch vast dat die toch lager lag dan gewoonlijk. Na een klim volgt meestal een afdaling en hier konden we wat op adem komen. Voor Wannes was 60km/u niet snel genoeg en bijna reed hij de Voorzitter, ook al zat die al piepedood, richting eeuwige jachtvelden. Alsof dat nog niet genoeg was verloor hij ook nog zijn slaapzak die los overreden werd door Sam, gelukkig zonder erg.

Wijselijk besloten we even tot rust te komen en daar is geen betere plaats voor dan de lokale supermarkt. Donuts, haribo, bananen en twix als (tweede) ontbijt: de combinatie klonk voldoende wansmakelijk dat Tim zich beperkte tot kanelsnegl, een typisch scandinavische zoetigheid die het midden houdt tussen een boterkoek en een lachend kakske. Met heropgeladen batterijen trokken we opnieuw richting kust waar het de beurt was aan Sam in de Zweede duinbossen. "Dees is mijn terrein", zei hij, waarop hij prompt vertrok voor 30 km op kop. Een geweldig landschap, licht glooiend, onverharde paadjes: gravelboys Sam en Frederik leefden zich uit, de andere helft van het peloton klampte aan. 

Een goed uur en een fotoshoot voor fietsen Steil later kwamen we aan te Åhus waar we ons middageten zouden verzamelen in de COOP. Normaal is het Pieter die op locaties als deze schrale mensen aantrekt om te socializen. Onze Voorzitter zag er inmiddels uit als de dood van Pie(te)rlala, met als gevolg dat deze lui zich tot Sam wendden. De aanblik van een saladbar en allemaal gezonde dingen zoals groenten en zo deden hen al snel afdruipen, waardoor we ons middagmaal in alle rust konden nuttigen onder een bij momenten verschroeiend zonnetje, op andere momenten een kille zeebries.

Bij het hervatten van onze rit gaf Pieter wijselijk aan dat hij het liever wat kalmer aan zou doen en op eigen tempo richting eindhalte zou rijden. Nauwelijks 100m ver blies zijn achterband echter z'n laatste adem uit - een verwoede poging om de groep samen te houden? Met vereende krachten en in sneltempo werd z'n band vervangen, waarna de rit alsnog samen werd vervolgd. Pieter kende een shortcut die ons enkele kilometers zou besparen, al wisten we niet dat die ons dwars door militair- en jacht domein zou leiden. Onze moed en dapperheid wonnen het van onze twijfel en we besloten er maar los door te fietsen. Eens terug op normaal terrein werd aangeknoopt met een stevig tempo, al konden we stilaan weer rekenen op rugwind. Het werd een spurtje tot in Solvesberg, onze eindhalte en tevens locatie voor het belangrijkste feit van de dag: Tim z'n examenresultaten. Een opgeluchte en geruststellende blik leerde ons al snel dat Tim geslaagd was, wat we vierden met de kleinste ijsjes van heel Zweden. 

Om de reünie met Stan de dag nadien beter te timen, en anticiperend op het verwachte slechte weer die dag, werd besloten toch nog 12km verder te rijden tot in Norje. Frederik trok de kop en liet de rest een eindje verder achter, al maakte Wannes de aansluiting. Uit overmoed besloten zij de achtervolging in te zetten op een wielertoerist om in diens wiel te kruipen, maar amper 10 seconden later bleek dat al een barslecht en vooral lachwekkend idee.

In Norje vonden we als bij toeval de weg naar een meer met een mooie steiger en een soort springkasteel op het water - het ideale moment om te zwemmen. Pas een halfuur later hadden we door dat we los door een camping waren gereden en op een privéstrand(je) vertoefden. Frederik ging ons een plaats en prijs onderhandelen en kwam glunderend terug met toelating om op het mooiste stukje van heel het domein te staan. Zodra onze tentjes waren opgebouwd en we goed en wel geïnstalleerd waren, kwam de landlord ons echter terugfluiten en werden we alsnog verbannen naar een dor stuk gras tussen de andere kampeerders. Even balen maar er stond in ieder geval een pak minder wind.

Door het oponthoud had ons eten de tijd gekregen te ontdooien, had Pieter ontdekt hoe hij zich moest bevrijden uit de WC's en wisten we hoe die elektrische timers werkten in het servicehus. Uiteindelijk konden we genieten van een heerlijke portie gratin dauphinois met kotbullar en iets minder heerlijke erwtjes en mais uit blik. De avond werd afgesloten met de openingsmatch van het EK vrouwenvoetbal, een weggelopen peuter die graag mee voetbal kwam kijken en een laatste keer afstemmen met Stan over de Grote Reünie de dag nadien. Slaapwel!