Pagina's

woensdag 12 juli 2017

Spaken, messen en vuur

Tijdens ons ontbijt van muesli passeerde Lassie, die ogenschijnlijk met zichzelf ging gaan wandelen, onze tenten. Sam had de dag voordien vastgesteld dat er liefst acht spaken de aanhoudende belegering van grind en putten op de Hærvejenroute niet overleefd hadden. Er werd besloten om in Vejle, dat volgens de aanwijzingsbordjes in Horsens een dertigtal kilometer verder moest liggen, een fietsenmaker aan te doen. Na in grauw weer een dergelijk aantal kilometer afgelegd te hebben bevonden we ons nog maar in Juelsminde; de bordjes daar beweerden stellig dat het nog zeker vijftig kilometer was naar Vejle. Tijdens onze pauze in het kuststadje bleek bovendien dat er opnieuw drie spaken gedeserteerd waren uit Sams wiel, en om groter euvel te voorkomen besloot hij al in Juelsminde een cykelsmed te bezoeken.

Een klein uurtje later en zestig euro armer was Sams fiets herboren, en waren we klaar om onze weg verder te zetten. Net buiten de stad moeten we ergens nietsvermoedend de Franse grens zijn overgestoken, want plots ging het wel heel steil omhoog en omlaag. Op de top van één van de Deense bergen hielden we halt voor een lunchpauze om van onze inspanningen te bekomen – stokbrood en kaas, jawel. Het landschap bedaarde echter niet na de middag en we stortten ons een wild traject over bospieken en -dalen in, ondertussen van onze fietsen getrokken wordend door stekelige doornstruiken. We passeerden tevens een vader en zoon te fiets, de helm vreemd genoeg op de snelbinder gebonden. Ze werden op de vingers getikt door Pieter, die zelf al vijf jaar zweert bij helmloos fietsen, dat als er één moment was om een helm te dragen, het dan wel was. Hij die zonder zonden is, werpe de eerste ketel dat hij zwart ziet, zoals ze dat in de volksmond wel eens plegen te zeggen.
Vejle werd min of meer zonder kleerscheuren bereikt, en Sam en Pieter fietsten nog het zelfvertrouwen van een wielertoerist aan diggelen door hem bepakt met hopen bagage voorbij te steken. Nadat we drie architecturale hoogstandjes van flatgebouwen in de haven van de stad waren voorbijgereden, stopten we bij Føtex, een gigantisch warenhuis. Werkelijk alles was er in afslag, de pitloze druiven zelfs aan zelfverklaarde kanonprijzen. Met een magnum achter de kiezen en ons avondmaal opgebonden op onze rekjes lieten we Vejle achter ons.

Het was nog niet gedaan met klimmen voor de dag, want meteen buiten de stad wachtte verscholen in het bos de Munkebjerg, een naar Deense normen gigant van net geen 100 meter hoog. Eens deze bedwongen was begonnen we aan onze dagelijkse zoektocht naar een slaapplaats. De eerste kandidaat-shelter bevond zich wat atypisch in de jachthaven van Brejning, en was zo makkelijk te vinden dat het er op de koppen lopen was. Nog niet verstoken van energie door onze magnum van eerder besloten we verder te rijden, en hobbelige bospaadjes leidden ons dit maal naar een shelter diep verscholen in het woud. Desalniettemin was deze al bezet door een koppel dat er in alle rust hun hobby wilde beoefenen, namelijk bijl- en messenwerpen. Dat er verderop nog twee shelters waren hoefde het stel ons geen twee keer te zeggen, en weg stoven we langs een zanderig kustwegje. En inderdaad, een kilometer verder troffen we twee volslagen lege shelters aan: de kampeerjackpot was de onze.



Met honger als sterrenchef bereidden we een heerlijke maaltijd uit onze diepvrieszakken gebakken aardappelen en de blikken worteltjes, erwten, bonen en maïs. Een oude man die passeerde met zijn hond, probeerde even om ons in het Engels wat vragen te stellen, maar gaf het meteen op wandelde het uitproestend verder. Een jong trekkerskoppel arriveerde, dat zich echter niet in onze kring vestigde maar verkoos om wat verder op een grasveld de tent op te zetten. Water hadden ze niet bij zich, zo bleek uit de smeekbede van de jongen, maar wel aanmaakblokjes, waardoor er een epische mannelijkheidsstrijd begon tussen de jongen in kwestie en vuurmeester Pieter. Die laatste brak dennenbomen af met zijn blote handen, wierp ze eigenhandig naar onze kring en schiep een huizenhoog kampvuur door gewoon nog maar kwaad naar het hout te kijken. We geven toe, we overdrijven wat, maar we hebben ons toch maar mooi veertig volle minuten kunnen verwarmen aan het hoopje brandende twijgjes en bananenschillen. Dat we met al onze rooksignalen zeker vijf Deense indianenstammen geschoffeerd hebben en er aan drie de oorlog hebben verklaard, nemen we er met plezier bij.


Na onze potten uitgewassen te hebben in zee – het strand lag een tiental meter verder -, kropen we in onze warme slaapzakken. Het nog nasmeulende kampvuur lieten we voor wat het was, kwestie van messenwerpers op een veilige afstand te houden.

(sp)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten