Wolfsburg - Hornburg ● 112,73 km - 520 m
De camping in Wolfsburg kwam al vroeg tot leven. Iedereen leek bezig met toekomen of vertrekken - iedereen, behalve onze Mister Moto-buurman. Ook onze campinggenoot met de voorliefde voor rare metal reed verrassend behendig het domein af, en wij volgden Pieter op de voet.
De dag trapte af met mooie vlakke baantjes door een aangenaam ruikend bos. In een lap gras pikte een groene specht een lekker mierenontbijt bij elkaar. Wat later gooiden we ons met doodsverachting in een lange, stevig golvende gravelstrook. Een feest voor de gravelbikes onder ons, een iets treuriger gebeuren voor Frederiks stadsfiets. Gelukkig was er het vooruitzicht op een troostende lunch in Beendorf.
Althans, dat was het plan. Voor de reis had ik immers vele doorwaakte nachten besteed aan het opstellen van een lijst met bevoorradingsmogelijkheden langs de route. Voorwaar geen makkelijke opgave: Duitsland is samen met Oostenrijk het enige Europese land dat geen Street View heeft. Te veel slechte ervaringen met autoritaire regimes, dus bewaren beide landen de privacy van hun bevolking nu in bubbelplastiek.
Het was dus maar de vraag of de bakkerijen en supermarkten die ik meende ontwaard te hebben op de kaart effectief bestonden. Helaas: die van Beendorf niet. Een oude vrouw bevestigde vanuit haar deuropening hoofdschuddend mijn blunder. Frederik trok voor het eerst zijn Google Maps-sabel, maar we konden hem routemuiterij uit het hoofd praten. Voorlopig.
We susten onze magen met een mueslireep en hingen de wortel van een volwaardige lunch 20 kilometer verder. Meteen werd duidelijk dat de route vandaag geen enkele poging zou ondernemen om de heart and minds van de drie nieuwkomers te winnen. De gps pinkte links, en we hobbelden een bordje met ‘Privatweg’ voorbij. ‘Weg’? Behoorlijk onbescheiden, want wat volgde was een bont amalgaam van rotsblokken, kolonnepaden en gras op stuurhoogte. Aan 18 procent. Deze weg was privaat, omdat de gemeenschap ze niet wilde hebben.
Iedereen zwoegde en ploegde, maar Jan zijn fietscomputer bleef stellig 74 per uur aangeven. Genoeg avontuur voor deze ochtend, besloten we, tot we op een pas gebetonneerde brug botsten. Die was afgesloten door een mini-IJzeren Gordijn, maar wij zijn niet van hier, dus we hadden geen idee wat die hekken te betekenen hadden. Dat we karma-matig zouden moeten boeten voor die overtreding stond buiten kijf. En ja hoor, nauwelijks tilde Tim zijn fiets over de afsluiting of hij blesseerde zijn vinger. De verkeersgoden leken tevreden met zijn heroïsche offer: de rest van de groep bereikte heelhuids de overkant.
Wat Beendorf te weinig had, had Hötensleben met drie aanpalende supermarkten in overvloed (delen, jongens!). Al winkelhoppend vulden we onze lege tanks bij. Twee imkers streken neer op de Nettomarkt-parking, en parkeerden iets wat verdacht veel op een bijenkorf leek.
Op de kaart hadden we gezien dat er buiten de stad een desolaat landschap zou volgen, slechts verstoord door het pad dat wij zouden berijden. Het was de laatste rechte lijn naar Hornburg, en dat mocht je letterlijk nemen. Veertig kilometer waanden we ons op een hometrainer, rechtdoor, rechtdoor, altijd maar rechtdoor door een vaag wijzigende omgeving. “Fietsen is fietsen”, moedigden we onszelf aan. “Maar hoe is ’t fietsen?!” schreeuwde ons hoofd.
Ons peloton werd op een lint getrokken, en zonder loods Pieter had het bij aankomst nog veel meer rafels vertoond. Mijn vrienden vonden dat hij leek op Morkov. Dat is denk ik een koersreferentie, die ik niet begrijp, maar misschien u wel, dus ik geef hem mee. Anyway, altijd opgewekt, altijd energie te over en altijd oog voor zij die uit de kudde dreigen te vallen: Pieter is de herdershond die elk reisgezelschap nodig heeft. Het moet verdorie niet altijd lachen jegens zijn! Al is dat natuurlijk wel het grappigste, dus we houden het bij deze ene keer.
Hornburg dus. De stad vormde een logisch einde van de dag door z’n supermarkt en camping. Die laatste lag goed verstopt aan de voet van een berg. Een oude man kwam in ons midden staan en verzamelde ronddraaiend verfrommelde geldbriefjes. Of die effectief in de kassa zijn verdwenen of dat we ‘s mans wilde weekendplannen hebben gesponsord is ons nog steeds niet duidelijk.
De camping van Hornburg bleek tegelijkertijd het stedelijk zwembad te zijn. Het is te zeggen, tegelijkertijd, niet letterlijk: tenten opzetten mocht pas na sluitingstijd. Het had echter geen bezwaar dat we alvast plaatsnamen, en zo werden we met onze bepakte fietsen het zwembad in en de zonneweide op gestuurd, gevuld met joelende, bradende en vooral starende Hornburgers. Ja, beste lezer, dat was ongemakkelijk. Het werd beter toen we ons in een hoekje nestelden en Simba-gewijs overschouwden wat spoedig van ons alleen zou zijn.
Een andere oude man (de chef, zo wees hij met twee duimen naar zijn rugbedrukking, wat het mysterie aan wie we nu eigenlijk betaald hadden enkel vergrootte) kwam onze droom doorprikken. Ook TU Braunschweig zou die avond van de partij zijn. Voor een etentje en, voegde hij er knipogend aan toe, mogelijk een klein feestje. TU Braunschweig? Was het een school? De waterpoloclub? Een collega van Mister Moto? We hadden er het raden naar.
In de supermarkt besteedden we een astronomische 63 euro aan een avondmaal, een tweede avondmaal, een ontbijt en een lunch (zondag etc.). Synchroon met de binnendruppelende groep dertigers met kinderen aan de overkant van het water verklaarden we de dis voor geopend – zij aan een tafel, wij op Romeinse ligbanken slash strandstoelen.
Altijd twee uur tussen eten en zwemmen laten, werd mij als zesjarige in het hoofd geprent toen mijn boterhammen weer eens rond mij dreven. Daar was nu hoegenaamd geen tijd voor. Ons bijna-privé 25-meter-bad moest en zou benut worden. Na wat obligaat gegil over de temperatuur van het water trokken we baantjes en lieten we het chloor de laatste sporen van onze inspanningen oplossen. Op de wipplank maakte Jan ondertussen onze schoolslag-met-het-hoofd-boven-water belachelijk met een salto, een schroef en een dubbele Derwael. TU Braunschweig verslikte zich in zijn braadworst. Dat is niet eens een goedkoop cliché, dat aten ze écht.
Avondzon in het gezicht. Pintje aan de zwembadrand. R.E.M.'s 'Nightswimming' in het hoofd. Mocht de wereld een rechtvaardige plek zijn en het leven een eindeloze Instagram-story, dan was dat het slot van dit verslag geweest. Maar dat zijn beide natuurlijk niet, en wanneer de drank is in de man, dan blijkt de Braunschweiger in het zwembad.
Dat weten wij omdat we het gehoord hebben.
De hele nacht lang.
(Stan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten