Nants ingonyama
bagithi Baba! De rits van de tent begon bij het binnenlaten van de verschroeiende middaghitte spontaan The Lion Kings ‘Circle of life’
te neuriën. Middag, want
omdat Nîmes dichter bleek te liggen dan we oorspronkelijk dachten hadden we
voor een keer lang kunnen uitslapen. Na in de Afrikaanse hitte ons kamp te
hebben opgebroken zochten we verkoeling op de fiets, en zetten we koers naar
Aigues-Mortes
Het omwalde stadje,
net als Saintes-Maries-de-la-Mer aan de zee gelegen, was volstrekt niet zo
doods als z’n naam deed uitschijnen. Op het door straatmuzikanten opgeluisterde
middenplein gingen we op een gezellig terras zitten, Sam en Pieter bestelden er
mosselen, Stan pizza. Na onze gesmaakte lunch haakten we in op een plaatselijke
groene route, die ons naar het dorpje Gallicain moest brengen. Nadat we eerst
in de verkeerde richting waren beginnen rijden – het zal de attente lezer niet verbazen
wie de schuldige was – raakten we alsnog op het juiste pad. Het betrof een dijk,
vlak dus, en op de andere oever zagen we afwisselend koereigers en ibissen het luchtruim
kiezen.
Tot daar de idylle:
tien kilometer voor Gallicain hield het asfalt het voor bekeken en bleef er
niets dan grind over. We besloten naar Vauvert te rijden, daarbij onze gehele opgebouwde
voorraad zen verspelend op een heuvelachtige baan, kokend van de hitte en het verkeer. De
plaatselijke Carrefour bood gelukkig verpozing in de vorm van een
bankje en frisdrank.
Het was intussen
tijd om een slaapplaats te zoeken op de kaart. Beauvoisin had een veelbelovende
naam, en we toetsten hem in in de gps. Geconcentreerd het schermpje volgend
reed Stan bijna een Vauvertenaar van de sokken, maar spoedig bevonden we ons op
onbevolkte wegen. In de berm zagen we een vogel van een tak duiken, felblauw,
die de naam scharrelaar draagt. Dat wisten wij ook niet hoor.
Beauvoisin leek
aanvankelijk te rijk om te wildkamperen, maar gelukkig ook zo rijk dat we enkele zijstraatjes verder terechtkwamen op een ruiterpad, dat het bos inleidde en waarnaast net genoeg ruimte
lag voor twee tenten. Het plekje kwam juist op tijd, want Pieters rekje was
weerom bezweken, en deze keer was de vijs die het geheel samenhield in rook
opgegaan. Spanbandjes konden zoals steeds gelukkig soelaas bieden.
We kregen het nog
even benauwd toen een groepje ruiters voorbijdraafde, maar buiten enkele "grapjes" over Frankrijk-België lieten ze ons met rust. In de verte knalde het eerste vuurwerk,
een uil in het bos was duidelijk niet op de hoogte gebracht van quatorze juillet, en tegen een dialoog van
geplof en ge-oehoe gingen we onze laatste nacht in het wild tegemoet.
(Stan)
(Stan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten