Pagina's

donderdag 12 juli 2018

Donderdag 12 juli


In de ochtendvroegte troffen we het dorpje Maillane, dat ten opzichte van heel Zuid-Frankrijk kon doorgaan voor een pars pro toto. De huizen waren er gebronzeerd, de platanen gebleekt en de takken van de andere bomen leken kruiperig op zoek naar schaduw. Maillane bleek een voorbode op Arles, dat nog weeldiger in het oker en de platanen baadde. Na enkele boterkoeken lieten we Van Goghs voormalige verblijfplaats achter ons en trokken we de uitgestrekte Camargue in.

Onze triatlonsturen knuffelend schreden we over de wegen van het natuurgebied, in kilometerslange kaarsrechte stroken ingepland door luie Franse wegenarchitecten. We vielen er genadeloos ten prooi aan tegenwind en deprimerende grijze hemels. In de boomloze velden naast ons verschenen voor het eerst koereigers, de witte vogels die je doorgaans op de rug van nijlpaarden ziet in Canvasdocumentaires.

Als een fata morgana verrees net op tijd uit het riet een kajakbedrijfje, waar we van de uitbater onze lunch mochten verorberen. We bevoorraadden ons in de frigo ook met cola en water, want het wolkendek was intussen schoongeveegd en de zon brandde weer als vanouds. Na enkele vruchteloze pogingen om het ontieglijk lange wifi-wachtwoord van de zaak juist in te typen gingen we weer de weg op. In het struikgewas ontwaarden we de eerste hagelwitte paarden. Niet veel later troffen we ook het tweede Camarguedier bij uitstek, de flamingo, eerst een afgedwaalde einzelgänger, daarna een hele kolonie.




We reden Saintes-Maries-de-la-Mer binnen en begaven ons naar de enige, overigens gigantische camping van het kuststadje. Het quasi-monopolie van de eigenaars leverde een vrij onevenwichtige prijs-kwaliteitverhouding op, en niet veel later verrezen onze tenten op plaats 412 (!) van de dorre, bomen- en dus schaduwloze savanne die Camping La Brise heette. Bovendien bleek het er tsjokvol muggen te zitten, die zich één na één gulzig op Pieters rug stortten.




We namen de vlucht naar het strand, waar we onze 1400 kilometer lange tocht besloten door ons na een heroïsche slow motion-loop door het warme zand in de Middellandse Zee te storten. Haha nee, het water was ijskoud en maakte bijgevolg een halfuur lange sessie pootje baden, ledematen besprenkelen en “Nu echt!” roepen noodzakelijk.




Terug bij de tent en de bagage bleek het restje Gouda in de middaghitte een kaasvocht afgescheiden te hebben dat zachtjesaan in Stans slaapzak was gesijpeld. We verorberden de laatste gesmolten sneetjes om groter euvel te voorkomen en reden naar het centrum van Saintes-Maries-de-la-Mer, waar de andere toeristen genoten van de avondwarmte en iets verhevener maaltijden dan de onze. In de gezellige steegjes keken gekko’s achteloos ondersteboven aan de muur klevend naar de voorbijkuierende stroom. We namen plaats op een terrasje, bestelden een Jupiler en kregen die om een mysterieuze reden geserveerd in een Stellaglas, op een bierviltje waarvan een hoek was afgeknipt. De muggen bleven ons echter onvermoeibaar bestoken, en tegen middernacht capituleerden we naar onze tenten.

(Stan)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten