Pagina's

vrijdag 6 juli 2018

Vrijdag 6 juli

Voor de tweede opeenvolgende ochtend stonden we op met het geluid van plenzende waterdruppels op het tentdoek. Na het binnenspelen van een kom muesli en het wat onhandig binnentents inpakken van onze bagage sleepten we ons opnieuw onze natte fietsen op.

Een twintigtal kilometer later zagen we voor ons twee collega-trekkers opdoemen. Hun eerder langzame tred zorgde ervoor dat we de jongens gauw inhaalden. Bij het passeren hoorden we hen in onze moedertaal praten over het versturen van een postkaartje, dus begroetten we hen met een enthousiaste goeiemorgen. Groot was onze verbazing toen daarna in ons zog plotseling de stemmen van dezelfde twee jongens weerklonken: de Nederlanders hadden een versnelling hoger geschakeld en zich aan ons treintje gehangen.

De ene jongen, achttien jaar oud, heette Pepijn, de andere, negentien, bleef anoniem maar zullen we gemakshalve Merijn noemen. Ze volgden dezelfde route als wij, maar hielden er een iets Spartaanser uurschema op na: om de middaghitte te ontwijken stonden ze al om half zes op. Ook hun kookpraktijken konden onder die noemer ondergebracht worden: “Je moet spaghetti koken, en dan je gamel afgedekt in je slaapzak steken, dat bespaart gas”. We deden alsof we snapten wat ze bedoelden. Het was Merijn en Pepijns eerste fietsreis, en zoals dat hoort bij een eerste fietsreis waren ze veel te zwaar geladen en hadden ze de tocht onderschat. “De bergen zijn toch wel killing”, vond Merijn. Ook onze dagtochten van ruim honderd kilometer vond hij killing, net als ons tempo, en na tien kilometer wuifden de sympathieke Nederlanders ons en onze gestreelde ego’s vaarwel.

Net buiten Poligny kochten we eten in de Intermarché. Aan de kassa schoof met ons een man aan die zijn overlevingspakket voor die dag bij elkaar had gezocht: een Frans vlagje, een toeter en een fles whisky. Met wat chocoladekoeken achter de kiezen reden we daarop richting het centrum van Poligny. Met licht knikkende knieën, want de kaart kondigde buiten het stadje een kilometerslange klim van zes procent aan. Naar het asfalt kijkend telden we de meters af, trachtten we de overstekende mini-kikkers te ontwijken en werden we hoe langer hoe meer bezorgd om het lot van Merijn en Pepijn, die zich de volgende dag aan de berg zouden wagen.


De top bereikt besloten we onze lunch nog een kleine twintig kilometer uit te stellen. Daar, in het leuk bekkende Pont-de-Poitte, hoopten we een camping en een café te treffen voor onze nieuwe afspraak met de Rode Duivels. Langs weerszijden van de rivier Ain was een camping gevestigd, en we kozen de minst prijzige oever uit. Na het opzetten van de tent begaven we ons naar de stroom, want het fonkelnieuwe zwembad van Camping Les Pêcheurs was nog in volle aanbouw. Tegen 14 juli zou het af zijn, zo beloofde de folder, maar de campingeigenaar kon zich maar beter stilaan opnieuw naar de drukker reppen. We namen ons voor te zwemmen in de Ain, maar na een eerder gênante sessie pootjebaden keerden we onverrichter zake terug naar het strand. Enkel Pieter durfde het uiteindelijk aan kopje onder te gaan. Er was gelukkig niemand om ons uit te lachen: het hele dorp zat aan de buis gekluisterd om Frankrijk-Uruguay te volgen, en op gezette tijden vulde de zomerlucht zich met gejoel en getoeter. 


Na een vullende maaltijd van aardappelen, bonen en ei trokken we naar het Hôtel de l’Ain, waar we eerder op de dag al nagevraagd hadden of ze de match zouden uitzenden. Het hele hotel zat op het terras te eten en te genieten van een bandje dat het dorpsplein opluisterde, waardoor we de binnenzaal voor ons alleen hadden. De kok bracht ons een grote kom koekjes, op een schaal met – oei – rolletjes gerookte hesp. Zoveel gastvrijheid konden we echter niet weigeren, en we speelden de hapjes naar binnen, al was het maar om met de tandenstokers onze zenuwen te kunnen temmen. “Vous êtes fiers?”, vroeg een serveerster ons na afloop met een mengeling van geamuseerdheid en vertederdheid bij het zien van zoveel kinderlijke blijheid. “Oui”, antwoordden we overbodig, en in de oranje avondzon wandelden we breed glimlachend terug naar onze tenten.

(Stan)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten