Met een zak
zelfgebakken boterkoeken onder de snelbinder, net iets minder aangebrand dan
vorig jaar, reden Sam en Stan in alle vroegte Gent-Sint-Pieters tegemoet.
Pieter had de avond voordien een trouw bijgewoond en zou rechtstreeks van
Zeveneken Gentwaarts rijden. Nauwelijks tweehonderd meter onderweg verloor
Stans uit spanbandjes en tape vervaardigde Bananenhouder 2000 reeds zijn eerste
banaan, weliswaar op de erg steile afdaling van de Keizerpoort-col. Slapstick
toestanden werden vermeden en we troffen Pieter ruim op tijd op Perron 10,
samen met het voltallige Scouts en Gidsen West-Europa.
Op de trein naar Luik
konden we gelukkig nog net een plaatsje bemachtigen. Op die naar Gouvy was evenwel
het lawaaierige gangpad ons deel, waar we omsingeld werden door stinkende wc’s
die de padvinders anderhalf uur lang in gebruik hielden. Ons hoorde je echter
niet klagen, want het waren de scoutsjongens die er louter door hun onmogelijke
aantal in geslaagd waren de trein op het perron vast te houden en onze nipte
overstap te verzekeren. “Hoe ver is het eigenlijk tot aan de route?”, vroegen
we ondertussen Pieter. “Ongeveer 10 kilometer”, antwoordde die. “Dat worden er
dus 20”, zei Sam, en toen lachten we en lachten we.
Een uur en 20
kilometer later bereikten we de route. Laten we hier niet te veel tijd aan
verliezen: bij de kruising met de Vennbahn, een oude spoorweg die zich na z’n
ontslag heroriënteerde tot fietspad, werd het kompas van de gps overruled door Pieters zonneleeskunsten
en reden we gezwind Nederland tegemoet. Naarmate we steeds meer fantasie aan de
dag moesten leggen om de routeomschrijving terug te vinden in de werkelijkheid,
besloten we toch maar rechtsomkeer te maken. Niet veel later bevonden we ons op
Luxemburgse bodem.
De wegen in het
Groothertogdom bleken niet alleen van piekfijne kwaliteit, ze werden tevens
afgelijnd met een volle witte streep op het asfalt, én op de bomen naast de
weg. Het geheel gaf een aangenaam gevoel in het hoofd. Toen we even pauzeerden
om het monnikenschilderwerk te bewonderen, bleek Sams fietspikkel er de brui
aan gegeven te hebben. Het euvel werd met enkele spanbandjes verholpen en we
reden door naar Wiltz, waar een eerste cafeetje op ons wachtte.
In Ettelbruck deden
we daar meteen een tweede bij en pikten we de verlengingen en penalty’s van
Rusland-Spanje mee. Op onze zoektocht naar een kebabzaak passeerden we de
kapperszaak RyanHair, waarvan de voorgevel bovendien ongegeneerd in de
volledige wit-geel-blauwe huisstijl van de luchtvaartmaatschappij was geverfd. Met
enkele zakken fastfood aan onze sturen trokken we naar de oever van de Alzette
om ons avondmaal te verorberen.
Aan de rand van
Ettelbruck kwamen we plots in een gigantische landbouwbeurs terecht, met
schijnbaar ook een tent waar dieren geslacht werden. Geen veilige omgeving voor
drie vegetariërs, zo dachten we, en gauw veegden we de grasresten uit onze
mondhoeken en verborg Stan zijn The Smiths’ Meat
is murder-tote bag. Kampten we niet met een chronisch energie- en
proteïnentekort, we hadden die arme dieren gered, dat spreekt voor zich.
(Stan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten