’s Morgens holde
Pieter naar de bakker om een lekkere lading boterkoeken. Op dat moment was de
bouwploeg van Camping les Pêcheurs alweer druk in de weer. Een kind kon nog
steeds zien dat het zwembad nooit tijdig af zou raken, wat wellicht de reden
was dat er opeens een kind in een graafmachine bouwmateriaal begon aan te
leveren. We lieten het tafereel achter ons en reden Pont-de-Poitte uit. Buiten
het stadje kwamen de eerste tekenen van het zuiden stilaan opzetten: het landschap
werd kaler, de struiken gedoornder en de beboste bergen durfden al eens een
schouder van rotsen ontbloten.
Een lange klim
bracht ons op een weg langs een azuurblauw meer, dat zijn eindpunt vond in een
imposante stuwdam. We waanden ons in Les Revenants, een Franse tv-serie uit
2012 voorzien van een fantastische sfeerzetting, een als gegoten zittende
soundtrack van Mogwai en briljante acteerprestaties, vooral van het jongetje Victor. Het tweede seizoen was iets minder dan het eerste, maar nog steeds zeer
het bekijken waard. Maar we dwalen af, te meer omdat het echte
Revenants-stuwmeer zich ergens totaal anders bleek te bevinden. Ons vergapend
aan het uitzicht kwam uit de andere richting een Duits koppel aangefietst. De
man sleurde rond z’n nek een zwalpende Nikon-camera mee, en had, hilarisch en
aandoenlijk tegelijk, aan zijn bril een achteruitkijkspiegel bevestigd opdat
hij zijn vrouw nooit uit het oog zou verliezen.
Bij het afdalen
verschenen voor ons twee mountainbikesters, die het haantje in Pieter naar
boven haalden. Hij stoof ervandoor – “Ik reed zeker 70!” – en stak het duo
voorbij, dat letterlijk tien meter later naar links afsloeg. In de Carrefour
Contact van Thoirette kochten we een colaatje, en vanop een bank sloegen we op
de brug over de Ain een gezin gade dat het had aangedurfd met z’n piepjonge kroost
op fietsvakantie te gaan. Na een stuk vals plat troffen we hen opnieuw, al was
de colonne intussen uitgespreid over enkele kilometers weg, tête-de-la-course-mama
had zich in afwachting ergens knus in de berm genesteld.
Kilometerslang
zacht dalen en meewind brachten ons al gauw in Château-Gaillard. Onze lunch, stokbrood
en een stilaan vloeibaar wordende bol kaas die we in Pont-de-Poitte hadden gekocht,
werd rijkelijk uitgebreid door een oudere buurtbewoonster. De vrouw, puffend en
zwetend aan het werk in de fruitbomen in haar tuin, had ons vanop haar ladder zien
aankomen bij het dorpsbankje en bracht ons prompt een zak hoogrijpe abrikozen
en nectarines.
In de dorpjes na
onze feestdis bleek overal een petanquefeest aan de gang waarvoor niemand ons
had uitgenodigd. Niet erg, wij hadden toch al iets te doen hoor. Na ons
vastgereden te hebben in een zoveelste beige dorpje vroegen we de weg aan een
man die er de middaghitte trotseerde. Bij het zien van onze Rode Duivelsshirts
riep hij “Ah non, la Belgique!”, waarna hij in een vrijwel tandenloze schaterlach
uitbarstte. Hij wist niet waar we heen moesten, maar de vriend die hij uit zijn
huis belde, die al eens in Grimbergen kwam, kon ons wel de juiste richting uit
wijzen.
In Pont-de-Chéruy
dronken we cola in een supporterscafé van FC Porto. Dat was er niet aan te
merken, want de barman had zich de moeite getroost om het plafond vol te hangen
met de vlag van elke WK-deelnemer. Geen droevige papieren vlagjes van 10 bij 20
cm, maar volwassen vlaggenstokvlaggen, die enkel in een driehoek gevouwen in de
beschikbare oppervlakte pasten. De gasten in het café waren daar al even, en
begroetten Stan bij het binnenkomen met een enthousiaste “Ah, Thibaut
Courtois!”.
We hadden intussen
bijna 140 kilometer op de teller staan, een afstand die Châteaumeillant 2015
(136 km) onttroonde als fietsreisrecord. We vierden het in de Leclerc met een
doos mini-Magnums, aan de ingang opnieuw deels ingewisseld voor karmapunten. Die
leverden even later een mooi wildkampeerplekje op in de vorm van een keurig
afgereden veld. In een poging de eigenaars om toestemming te vragen cirkelde
Pieter kloppend en bellend rond het huis, maar niemand deed open. Zwijgen is
toestemmen, dachten we, en na een verfrissend slaatje zetten we onze tent op.
Niet veel later kwam er alsnog een terreinwagen richting ons kamp gereden. Een
beetje ongerust wachtten we af, maar de vrouw die haar raampje naar beneden draaide
vroeg glimlachend of we nog iets nodig hadden. We bedankten haar en kropen opgelucht
onze slaapzakken in. In de verte klonken doffe kanonschoten. Een poging om
water uit de wolken te krijgen? Vuurwerk vanop de petanquefeesten? Of hadden we
in onze week off the grid toch een
ingrijpende politieke gebeurtenis gemist? Het waren vragen die ons allerminst bleken
wakker te houden.
(Stan)
(Stan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten