Het feit dat we
zelfs voor het ontbijt al nodig schaduw moesten zoeken beloofde weinig goeds.
Pieter besloot de weergoden te paaien en verblijdde één van onze
medecampingbewoners met een flesje cola, dat de dag voordien ongeopend was
gebleven. Aangekomen bij de receptie bleken de ramen nog bedekt met witte,
blauwbebloemde gordijnen. De adapter die we absoluut moesten terugbrengen drapeerden
we over de deurklink, en we lieten Lunéville rustig verder opstaan.
Rond de middag
bereikten we Charmes, een stad die z’n naam niet te danken had aan de
plaatselijke Smatch. De winkel beschikte over een buitenproportioneel groot
overdekt parkeerterrein, het soort parking waarop sporttassen met weinig
sportkleren in uitgewisseld worden en waar elk geluid opgeblazen wordt tot
oorverscheurende proporties. Het was er blijkbaar ook aangenaam brommerrijden.
We sloegen wat chocoladekoeken achterover en vervolgden onze weg, met een Frans
brood vastgegespt op onze rekjes voor later op de rit.
Net als de dagen
voordien passeerden we horden desolate dorpen, omkranst met een asgrauwe
rouwband. Vaak ook letterlijk rond het naambordje, of minder omfloerst met een
in zwarte letters geverfd “L’état tue notre village”. We botsten op een
wegblokkade en een feloranje plakkaat dat “Route barrée” aangaf, maar dat bleek
na een empirische test onjuist te zijn. Het bracht ons op het weidse en groene kerkplein
van een alweer vergeten dorpje waar we lunchten. Onze watervoorraad was opnieuw
verdampt, maar we hadden het getroffen: de plaatselijke bibliotheek, een zolder
met enkele rekken, was net bemand door een vrijwilligster, die ons met plezier
een kraan aanwees.
Er volgde een dorpenlange
cafédroogte. Passavant-la-Rochère had wel een épicier voor ons in petto, die meer dan volstond in onze behoeften.
In Corre vroegen we bij een huis water. Kraantjeswater konden de bewoners ons
niet schenken wegens een tijdelijke vervuiling van het leidingwater, maar
zonder aarzelen begon het echtpaar onze drinkbussen met bronwater te vullen.
Wat gegeneerd door het aanbod hielden we het bij één fles.
In een veld kookten
we een gamel met legerkost bij elkaar, aardappelen, linzen, wortels en erwten,
een zak bolognese-chips vormde het dessert. Bij het ons ontdoen van de restjes
verderop in de wei ontdekten we een nog veel mooiere kampeerplek langs de
Saône, en als heremietkreeften hesen we de reeds opgezette tenten op onze rug
en trokken we rivierwaarts. Het zou het plekje van deze reis zijn dat het
dichtst idylle benaderde, de slaap deed daar niet voor onder.
(Stan)
(Stan)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten