Aken - Welkenraedt ● 17,10 km - 230 m
Dit verslag bevat volstrekt ongerelateerde foto's bij gebrek aan relevant fotomateriaal voor deze dag.
We stonden op met een vijf op de klok. Met een stuk bagage aan elke ledemaat waggelden we door ons hotel, dat nog steeds even hard op de groei gebouwd was als de dag voordien. Geen beweging in de gangen. Gekletter noch geslurp in de cafetaria. We checkten uit zoals we ingecheckt hadden: bij niemand.
De ochtend droeg de belofte van een prachtige dag in zich. We reden het station van Rehau in voor onze rit naar Hof, het voorprogramma van onze terugreis. Er werd een pak voorverpakte chocoladebroodjes rondgegeven. Ook ik grabbelde schaamteloos mee, ondanks de bootlading koeken, m&ms en Kinderchocolade op mijn rug. Was het echt te veel eten, zoals Pieter beweerde in vorig verslag? Zover zou ik niet durven gaan. Wat ik wel kan zeggen is dat de Edeka-koekjes hier op mijn schrijftafel echt superlekker zijn.
Het station van Rehau was gloednieuw. Het gebouw mocht dan wel niet in het plastiek zitten, het was even ontoegankelijk gemaakt door hekkens en linten. Gelukkig bleek het eigenlijke perron (antiek, begroeid, Lokeren-achtig) nooit verdwenen uit de Deutsche Bahn-programmatie, en spoedig verschenen twee koplampen om de bocht.
We waren de enigen in het station van Rehau, en dat was goed: eens onze fietsen aan boord waren was de ruimte in de boemeltrein op – we moesten onze voorwielen nét niet door het raam steken. Onze treinkaartjes zaten nog steeds vast in het digitale vagevuur van de ticketdienst. Met alle Duitse woorden die we konden bedenken beschreven we die plek aan de conductrice, maar die was er duidelijk nog nooit geweest. "Navragen in Hof" was het verdict.
We hadden ook allemaal een fietsticket gekocht, en dat werd wel vlot geknipt. Allemaal? Nee. Naast paaltjes slalommen is Gert-Jan ook wereldkampioen in wetten slalommen, en toen de conductrice zijn kaartje vroeg antwoordde hij: "Maar is een eenwieler een fiets?" Er viel een stilte in de wagon. De Deutsche Bahn-bureaucratie kwam piepend en knarsend tot stilstand. Filosofen over heel Europa keken verschrikt op uit hun boeken. Ja, wat wás een eenwieler eigenlijk? De conductrice keek peinzend door het raam. Langzaam volgde verlossing: "Navragen in Hof".
In Hof was er niemand om iets aan na te vragen. Het semi-betaalde ticket werd uiteindelijk onderweg opgelost door een slimme conducteur en Gert-Jan vervolgde gratis zijn weg. Na Hof volgde een urenlange opeenvolging van sporen, stations en snacks. We gaan hier niet beweren dat wij nu, weken later, ook maar enig idee hebben van waar we die dag allemaal geweest zijn. Nee, de grote wagon met veel verschillende zitjes in ons hoofd weer uit elkaar trekken zou ons enkel nodeloos vermoeien – en u ook.
Wat valt er dan wel te rapporteren? Er waren enkele heroïsche last minute-spoorwissels. Er was een trein uit Wenen die voorrang kreeg op de onze en spuwend op de plebejische lokaaltreinen het station binnenreed. Er was een hilarisch misverstand waarbij Sam een koffie wenste en de twee voedselverkenningsteams die afdaalden in het station allebei een beker meebrachten. En er was de stad Siegen, waar we onze nipte overstap (5 minuten, 51 spoorverschil) zouden uitstellen voor een McDonalds-bezoek maar waar spoor 54 vrij wonderbaarlijk in het verlengde van spoor 3 bleek te liggen.
Besloten werd om dan maar meteen naar Aken te gaan, en daar kregen we McDonalds wel te pakken. Nu waren onze magen reeds danig in de war na een dag structuurloos snacken (enfin, mijn eigen maag, ik ga op reis met lieden die Duvel en Cécémel combineren in één bestelling), maar een hamburger kon er nog wel bij. Of twee. Buiten Aken wachtte immers een uitloper van de Vaalserberg, traditioneel de laatste beproeving van de fietsreis.
Het was al de hele dag zonnig, en dat was het eigenlijk de hele reis geweest. Nauwelijks bolden we echter de Belgische grens over of de eerste druppels plensden op onze armen. Onze k-ways waren na twee weken droogte verwezen naar de krochten van onze fietszakken, en het was letterlijk efficiënter geweest hadden we ze in de heenrit gewoon verstopt onder een struik en nu weer opgepikt.
Na het vestimentair intermezzo was het tijd voor ware kaartkunst. In plaats van de kilometerslange lintbebouwing van Kelmis, die als een dementor elke levenslust zuigt uit de achteloze fietser, liet ik de groep afslaan van de hoofdbaan voor een alternatieve route naar Welkenraedt. Een zacht dalend profiel, holle wegen die uit de Gouw leken weggelopen, de geur van gras in plaats van gas: Stan's Scenic Route™ stelde weerom niet teleur. Een centje voor de gids kon er niet af bij mijn kompanen, maar dat is nu eenmaal het lot van de artiest.
In Welkenraedt verstouwden we nog een bak ijs bij onze favoriete glacier. Bij het ondergaan van de zon hesen we een laatste keer onze fietsen de trein op. Terwijl de machinist kundig vernielde spoorlijnen ontweek zonken wij diep weg in de beste zetels van de hele NMBS-vloot – en stilaan ook in een vredige halfslaap. Brussel-Noord schrok ons wakker, want daar zouden mijn vrienden mij verlaten voor Lokeren.
Ik nam me voor het laatste eenzame uur van de reis te vullen met melancholisch door de ruit kijken zoals in de films, maar hield daarmee op toen ik besefte dat mensen in de wagon zouden kunnen denken dat ik een uur naar mijzelf zat te kijken. De trein remde, ik raadde de juiste uitstapkant (trots maar zonder iets te laten blijken, dat begrijpt u) en reed de donkere Gentse nacht in. Om weer enige tijd naast een stoffen gordijn te slapen, in plaats van een ijzeren.
Dank, beste lezer, dat u bij ons was.
(Stan)